DESINTOXICEREN
Een week of twee geleden reageerde ik nogal impulsief op een in De Standaard verschenen interview (https://www.standaard.be/media-en-cultuur/boeken/op-bezoek-bij-stefan-hertmans-in-de-vaucluse-ik-weet-hier-weer-wat-het-is-om-in-leven-te-zijn/82920335.html) dat Guinevere Claeys had afgenomen van Stefan Hertmans over zijn tweede verblijf, in de Vaucluse:
Ik vond het tenenkrullend gênant, helemaal in lijn met zijn laatste worp, Dius. Meneer zit daar langzaam zijn handen te openen terwijl de wereld en, niet ver bij hem vandaan, de natuur in brand staat. Ik verwachtte – verleden tijd – van SH meer olfactorisch vermogen. Hij moet toch iets van de brandgeur hebben opgevangen – of zou de mistral een andere kant hebben uitgewaaid?
Er zijn nog schrijvers uit de mistige en vochtige Lage Landen die in de Vaucluse of de Drôme tweedeverblijfgewijs zon en inspiratie zochten. Daar is op zich niets mis mee. Maar er zijn opmerkelijke verschillen:
Ivo Michiels verbleef daar in alle stilte en discretie.
Luuk
Gruwez bleef in zijn hoofd in Kortrijk resideren.
Gerard Reve
beleefde er dolle maar dan toch vooral ingebeelde avonturen.
Hugo
Claus loste er na het dessert (cavaillon, uiteraard)
kruiswoordpuzzels op, als hij al niet met een relativerende knipoog
reclame maakte voor kaas.
Stefan Hertmans mystificeert de
omgeving en zichzelf.
Stefan Hertmans reageerde hierop via Messenger:
Beste Meneer Cornet, ik neem nota van uw minachting, nadat u mij destijds haast kruiperig om een gunst had gevraagd. Zo leert men de mensen kennen, zou mijn moeder gezegd hebben. Wat het interview betreft: Men heeft mij vanwege DS vragen gesteld en ik heb daar eerlijk op geantwoord. Het gesprek gaat o.m. over hoe in dit kleine landje iedereen voortdurend opinies over de anderen moet vormen, en hoe verstikkend dat is. Daar hebt u wellicht overgelezen in uw ijver. Hoe Michiels e.a. daar leefden: uw veronderstelling klopt niet, Michiels bv. ontving tien keer meer mensen dan wij, Claus had er een veel drukker sociaal leven. Wij leven daar in de eenvoud die u van anderen veronderstelt. Wat kakelt u eigenlijk over dingen die u via via in uw verbeelding hebt opgebouwd? Wat milieu, branden, etc betreft: ik spreek me vaak uit over die problemen, maar dat kan nu eenmaal niet allemaal in één gesprek. U vindt het blijkbaar tenenkrullend dat ik daar op die plek getuig van een mogelijkheid om anders te leven dan in dit landje. Daarmee staaft u wat ik in het gesprek zeg: wat een opluchting als men dit soort toxische mentaliteit de rug kan toekeren.
Een mens kan twee dingen doen. Ik kies voor het tweede.
Geachte heer Hertmans,
Het is geen minachting, verre van. En mijn mentaliteit is niet toxisch. (Toch jammer dat u dat modieuze adjectief uit de kast haalt.) Mijn reactie kwam voort uit de teleurstelling, de ontgoocheling die ik voelde bij het lezen van het gesprek dat Guinevere Claeys met u had over uw buitenverblijf in de Vaucluse.
Blijkbaar heb ik een gevoelige snaar geraakt, anders had u zich niet de moeite getroost om mij als die vervelende kruiperige tor onder uw voet te vermorzelen. U mag dat, zolang het metaforisch blijft, gerust doen. Geen probleem en even goede Facebookvrienden. Toch zie ik u liever uithalen naar boven, en niet naar het ongedierte dat in uw kuiten bijt.
Wat Michiels en Claus betreft: jammer dat u de ironie niet vat van het rijtje waarin ik die twee naast Reve, Gruwez en Hertmans plaatste. U zegt dat Michiels en Claus veel meer bezoek kregen, daar in het Zuiden. Welnu, veel bezoek krijgen is voor mij niet hetzelfde als discreet zijn over het privilege van het bezitten van een riant tweede verblijf.
Voor alle duidelijkheid en vooraleer u mij afgunst aanwrijft: ik gun u uw stek in de Provence. Uiteraard, waarom ook niet. Het moet zalig werken zijn in de geur van de lavendelvelden, met het gekras van cicaden op de achtergrond en het vooruitzicht van het aperitief. Maar wat ik minder apprecieer is de wereldvreemde manier waarop u zich daarvoor laat fêteren door mevrouw Claeys, die daarvoor speciaal met de TGV naar de Midi is afgereisd. U zegt mij dat u eerlijk de vragen van de journaliste hebt beantwoord. Ik zeg u dat u haar erop had kunnen wijzen dat haar vragen in deze tijd misplaatst zijn. En dat u, nadat u had vernomen dat het interview over uw buitenverblijf zou gaan, had kunnen weigeren om eraan mee te werken. Kúnnen weigeren, niet moeten weigeren. U doet natuurlijk wat u zelf oordeelkundig acht.
De achterliggende gedachte bij mijn teleurstelling is uiteraard dat De Standaard der Letteren, waarvoor ik, zoals u zich misschien nog herinnert, inmiddels dertig jaar geleden als redacteur een tijdje heb gewerkt, nu blijkbaar is verworden tot een soort van lifestylemagazine waarin geletterden over alles behalve over hun boeken moeten praten.
(Ik herlees het interview en merk dat het toch meer over uw werk gaat dan ik aanvankelijk dacht. Ik was verblind door mijn ergernis.)
Met dat ‘kruiperig’ hebt u mij gekwetst – ik neem aan dat het de bedoeling was. U vindt nu blijkbaar, nadat ik tegen uw kar heb gereden, het feit dat ik u een paar jaar geleden mijn boek De elfde teen opstuurde ‘kruiperig’. Nochtans was u er behoorlijk enthousiast over. Ik citeer u even, toen u wel nog vriendelijk deed tegen mij:
Het is een zeer bijzonder “récit” zoals de Fransen dat noemen – er zitten ondertonen van Gilliams in je meanderende herinneringsproza, dat tegelijk ook een reconstructie-arbeid vormt. Het verhaal van je familie, van je afkomst, heeft iets zo indringend Belgisch, iets waar je moeilijk de vinger op kunt leggen en dat toch meteen herkenbaar is voor wie met hetzelfde filigraan is opgegroeid. Verder zijn er de talloze details die ik herken – en waarvan vreemd genoeg, de Kristoffel die aan het dashboard van grootvaders auto kleefde, voor mij plots iets zo indringends had, dat het me duizelde – ik was dit volkomen vergeten, maar daar straalde het kleine object opnieuw. Zeker ben je geboren op Saturnus, er kleeft iets van Benjamins melancholie aan de verhalen, aan de hernemende bewegingen en aan de ondertoon. Indringend en aangrijpend in zijn beschrijving van het eenvoudige, alledaagse, al te menselijke tekort...
Was het kruiperig u dat boek te sturen?
U liet zich niet alleen in 1995 een uitgebreid interview dat ik van u afnam welgevallen (De Standaard der Letteren, 11 mei 1995), u was ook blij met de recensie die ik schreef over Oorlog en terpentijn (https://pascaldigital.blogspot.com/2014/02/stefan-hertmans-oorlog-en-terpentijn.html). Misschien nam u nog geen nota van mijn andere teksten die over uw werk op mijn blog te vinden zijn, onder meer over De opgang (https://pascaldigital.blogspot.com/2020/09/feit-en-fictie-in-de-opgang-van-stefan.html) en over nog andere boeken (zoeken op ‘Hertmans’!). Waarmee ik op mijn bescheiden wijze en op mijn niveau, op geringere hoogte weliswaar (ik bevind mij op polderniveau, zij het wel op een derde etage van een appartementsgebouw), het mijne heb gedaan om tot de schittering van uw ster bij te dragen. Ik heb u altijd bewonderd. Enfin, niet uw persoon maar, zoals het hoort voor iemand die ik niet de eer heb persoonlijk te kennen, uw werk. Want daar draait het toch om? Behalve Dius, dat vond ik minder geslaagd, zoals ik hier schreef: https://pascaldigital.blogspot.com/2024/11/stefan-hertmans-dius.html. Misschien is die tekst u in het verkeerde keelgat geschoten en vindt u mij vooral daarom nu opeens ‘kruiperig’?
Enfin, keer nu maar dat ‘landje’ en zijn ‘toxische mentaliteit’ de rug toe. Geniet met geopende handen van de ‘prachtig eenvoudige essentie’ die u ginds aan de voet van de Ventoux aantreft. Kijk er een halve dag naar hoe het licht verschuift, tel er uw zegeningen en proef de niet-ijle, ademende stilte. Merk met goedkeuring hoe de lavendelgeuren nog eens zomaar uw kamer komen binnenwaaien. Ik probeer ondertussen de boel hier alvast wat te desintoxiceren.
Met vriendelijke groet,
Pascal Cornet