Vloten aalscholvers peddelden met hun zwarte poten in het water op zoek naar snel voorbijglijdende grootkopharders; kluten, willets en grote geelpootruiters dommelden eenbenig op de zandplaten; wilde eenden, smienten en wintertalingen schoten gealarmeerd de lucht in. Terwijl ze opstegen, verzamelden ze zich voor ons in een kleine wolk die ofwel wat verderop landde ofwel achter ons uit het zicht verdween. Toen een troep zilverreigers neerstreek op een verre wilg, leken ze wel op een sneeuwstorm buiten het seizoen.
Al deze rijkdom aan waterwild en vis was geen verrukking voor ons alleen. Zo nu en dan verrasten we een rode lynx, languit liggend op een half verzonken stuk drijfhout, met een poot in de aanslag om een grootkopharder te grijpen.
Aldo Leopold, Denken als een berg, 173