zaterdag 5 april 2025

boekverhaal 30

In deze rubriek heb ik het over door mij gelezen of in mijn bezit zijnde boeken waar een verhaal aan vasthangt of die iets bijzonders voor mij betekenen.


december 1982

CHOCOLADE EN METAFYSICA


Eet die chocolaatjes, kleine meid;
Eet op!
Heus, er is op de wereld niet meer metafysica dan chocolaatjes.
Heus, alle religies samen leren ons niet meer dan snoepgoed.
Eet op, mormel, eet op!

Stefaan paste zijn stemgeluid aan, zodat er een duidelijk verschil was tussen de versregels met het gebod – eet! – en de twee langere daartussenin die bespiegelend zijn en met ‘Heus’ beginnen. Bij het laatste ‘eet op!’ sloeg zijn stem zelfs een beetje over.

In 1982 was ik op bezoek bij mijn studievriend Stefaan C., die, ter gelegenheid van zijn verjaardag als ik het mij goed herinner, enkele van zijn kompanen had uitgenodigd voor een drink op zijn kot in Kessel-Lo. Ik had nog nooit gehoord van de Portugese dichter van wie hij het gedicht ‘Sigarenwinkel’ voorlas. Het is een lang gedicht, dus dat duurde wel eventjes. Maar het is een prachtig gedicht – ik wist op dat moment totaal niet dat poëzie zo’n impact kon hebben, zo onwollig en onzoetgevooisd de waarheid kon uitspreken over hoe ook ik aanvoelde wat het betekent om mens te zijn. Enfin, dat is post factum een iets te ingewikkelde verwoording van de indruk die de onverwachte voorleesbeurt op mij maakte. Ik was het dan ook niet gewoon om met een zo accurate beschrijving van mijn levensgevoel te worden geconfronteerd, via een gedicht dat ook nog eens voortreffelijk werd gedebiteerd want Stefaan beschikte over een onmiskenbaar dramatisch en vocaal talent – ik herinner me levendig hoe hij een paar jaar later voor een volle Kardinaal Mercierzaal ten overstaan van verbijsterde proffen en verblufte medestudenten onder het uitstoten van aangepaste kreten de rituele zelfmoord van Yukio Mishima uitbeeldde, maar dat is een ander verhaal.

De bevrijding van alle speculaties
En het besef dat metafysica een gevolg van zich niet lekker voelen is.

Uiteraard kon ik na die avond niet anders dan achter het boek aan gaan waaruit Stefaan had voorgelezen – en ik verwierf het dan ook een maand of twee later, zij het op een, achteraf gezien, minder prettige wijze: ik kreeg het als kerstcadeau van mensen die met mij niet het goede voorhadden, maar ook dat is een ander verhaal, dat ik elders al eens heb verteld.

Nu goed, wat er ook van zij: sindsdien was het boek, de door August Willemsen vertaalde en toegelichte bloemlezing Gedichten, in mijn bezit en het is wellicht de dichtbundel geworden waar ik in mijn leven tot nu toe het vaakst naar heb gegrepen. Bijvoorbeeld om er het allerkortste gedicht uit te lezen, een gedicht dat in zijn geheel min of meer een levensmotto is geworden:

Een regendag is even mooi als een dag van zonneschijn.
Beide bestaan; elk zo hij is.

Pessoa schreef deze twee verzen op 8 november 1915. De idee erachter mag kernachtig en trefzeker zijn verwoord, ze is zeker niet origineel. Ik trof haar ook op andere plekken aan, onder meer in de Bijbel (‘Heb je een goede dag, geniet ervan. Heb je een kwade dag, bedenk dan dat God ook die gemaakt heeft.’ (Pred 7:14)); bij Seneca (‘Men kan het [hoogste goed] ook zo definiëren dat wij die mens gelukkig noemen voor wie geen goed of slecht bestaat tenzij een goede of een slechte inborst (…)’ (Het gelukkige leven, 51)); en bij Montaigne (‘De fortuin doet ons goed noch kwaad: zij verschaft ons slechts het materiaal en het zaad dat onze geest, die machtiger is dan zij, bewerkt en gebruikt zoals het hem behaagt, daar hij immers als enige zijn eigen toestand veroorzaakt, en zelf in de hand heeft of hij gelukkig of ongelukkig is.’ (Essays, boek 1, hoofdstuk 14)).

In 1993 was ik in de Fundação Calouste Gulbenkian in Lissabon, om er de directeur van die formidabele instelling te interviewen. Toen hij na ons gesprek zag dat ik belangstelling had voor een poster met een reproductie van Almada Negreiros’ Portret van Fernando Pessoa, gebruikt voor de cover van de Nederlandstalige bloemlezing (met iuxta het Portugees) waaruit Stefaan had voorgelezen, gaf hij hem als aandenken mee. Van het verschil in verkleuring tussen het voorplat van mijn bundel en de poster, die duidelijk met beter tegen daglicht bestendige inkten is gedrukt, kan ik het voorbijgaan der jaren en decennia aflezen.

Ik heb sinds die avond in Kessel-Lo, nu bijna 43 jaar geleden, nog ettelijke malen het gedicht ‘Sigarenwinkel’ luidop gelezen en ook voorgelezen. Al bij de aanhef moet je daarbij de grootste ingetogenheid en dramatische impact betrachten:

Ik ben niets.
Ik zal nooit iets zijn.
Ik kan ook niet iets willen zijn.
Afgezien daarvan koester ik alle dromen van de wereld.


Fernando Pessoa, Gedichten (keuze, vertaling (1978) en nawoord door August Willemsen)