In deze rubriek heb ik het over door mij gelezen of in mijn bezit zijnde boeken waar een verhaal aan vasthangt of die iets bijzonders voor mij betekenen.
februari 1985
OP DE LOOP
Het moet, voor zover ik mij herinner, het enige boek zijn dat ik in fotokopie las. Ik heb het nooit bezeten of uit enige bibliotheek geleend, neen, fotokopieën waren het – ik denk zelf dat ze hier nog ergens liggen maar ik heb geen zin om ernaar op zoek te gaan. Waarom ook, het zijn maar fotokopieën.
Hoe ik ertoe kwam om De l’évasion te lezen, ik weet het niet meer. Het was in de aanloop naar mijn licentiaatsverhandeling. En inderdaad, daarin heb ik wel vijftig – luchtig gezette – bladzijden nodig voor een nauwgezette analyse van het essay van een nog jonge Emmanuel Levinas. Enfin, laat het mij preciezer formuleren: voor een nauwgezet ogende analyse. Want jawel, ik heb toch de indruk dat ik in die tijd – ik spreek van bijna veertig jaar geleden – toch wel bedreven was in het met enige branie, of was het gewoon naïviteit, de indruk wekken dat ik tot een nauwgezette analyse in staat was. Ik liet een soort van wetenschappelijke systematiek los op een tekst die – ik herinner het mij niet en heb dus ook geen zin om hem te zoeken – zich daar hoogstwaarschijnlijk helemaal niet toe leende. Met een schema en cijfertjes trok ik Levinas in reepjes en toonde mij een expert van de parafrase. In mijn onderzoek van De l’évasion ging ik op de loop voor mijn dilettantisme en mat mezelf een air van sérieux aan.
Nu kan ik er luchtig over doen maar toen was het natuurlijk bittere ernst. En achteraf gezien moet ik toch vaststellen dat ik op het fundament van mijn pseudo-analyse een stevig bouwwerk heb opgetrokken waar ik nog altijd enige trots aan ontleen. Het heet Iterabiliteit en amor fati, ondertitel: Geborgen in een wankel huis.
Ik ontleende de structuur van mijn thesis aan de medische wereld. In het eerste deel stelde ik de diagnose van wat ik de ‘negatieve ervaring’ noemde. Vervolgens kwam de ‘aetiologie’ aan bod: wat zijn de oorzaken? In een volgende deel presenteerde ik mijn denkbeeldige patiënt enkele remedies. Dat was allemaal helder en gemakkelijk te volgen!
Voor mijn diagnose van de ‘negatieve ervaring’ bracht ik Levinas in stelling. In zijn De l’évasion onderscheidde ik vijf + één fasen. De eerste vijf vormen een cirkel:
1.
onrust
2.
besoin d’évasion
3.
genot
4.
schaamte
5.
walging en verschrikking
Fase 5 valt opnieuw samen met fase 1, daarom noem ik fase 5: fase 1-accent. Daar kan de cirkelgang opnieuw beginnen: naar 2, en vervolgens 3, 4 en 1’. Maar er is ook een uitweg mogelijk, une évasion: naar fase 6. Het ‘metafysisch verlangen’ kan worden ingelost door zich te openen voor het morele appèl van de Ander. Enkel op die manier kan ‘het uitzichtloos hedonistisch rondcirkelen tussen walging, genot en verschrikking’ worden doorbroken.
Ja, toen was de wereld nog eenvoudig.
Emmanuel Levinas, De l’évasion (1935)