Er is in het Nederlands een lange rij van woorden op te sommen die zijn samengesteld met -moedig en die dus betrekking hebben op een eigenschap van het gemoed of het innerlijk: deemoedig, ootmoedig, edelmoedig, goedmoedig, grootmoedig, hoogmoedig, kleinmoedig, wankelmoedig en lankmoedig.
Cornelis Verhoeven, Een register, 179
‖
Laat ons behalve deemoedig, en weemoedig, en ootmoedig, en lankmoedig, toch ook moedig zijn, bedoel ik, voldoende moedig om een vorm van schoonheid na te streven, en om hoop te houden tot glorie van God, halleluja!
Christophe Vekeman, Tot God, 258