notitie 404
MATHIEU/MARTIN/MATTI
Gisteren
vernam ik op Facebook dat Mathieu Brouns overleden is. Ik kende hem
onder zijn pseudoniem Martin Pulaski. Maar ik mocht hem Matti noemen.
Zijn overlijden grijpt mij aan.
Het
pseudoniem Pulaski leende Mathieu van een van de personages uit Twin
Peaks:
https://hoochiekoochie.blog/2007/05/01/casimir-pulaski-day/
Ik
kwam Martin Pulaski
op het spoor via zijn blog
Hoochiekoochie (
https://hoochiekoochie.blog/ ). De
zeer
lezenswaardige autobiografische
teksten trokken mijn
aandacht. Martin
Pulaski behandelde er –
onder veel
meer – zijn jonge jaren als
kind van binnenschippers,
toen hij op internaat zat in de schippersschool in
Eisden, waar ik zelf ook mijn roots heb, alsook
zijn ervaringen in het
Antwerpse uitgaansleven
van de late
jaren zestig tot
de jaren tachtig. De sfeer van de
late hippiecultuur, van
artistieke marginaliteit,
doorrookte en doordrenkte
rock en blues is hem altijd
blijven aankleven, al deed hij zijn best er niet nostalgisch over te
doen. Het moet er vaak ruig
aan toe zijn gegaan, al
voeg ik hier
meteen aan toe dat ik Mathieu leerde kennen als een bedachtzame,
introverte, schuchtere,
ernstige en vaak ook wel
zwaarmoedige man, die te
midden van zijn wegvallende vrienden en generatiegenoten heeft kunnen
overleven doordat hij,
waarschijnlijk mede ‘dankzij’
zijn zwakke gezondheid, geen
boodschap had aan excessen.
Onze
kennismaking voltrok zich aanvankelijk
op Messenger. Ik stuurde Matthieu voor het eerst een bericht op 23
april 2013, maar ik ‘volgde’
hem toen al een tijdje.
Ik complimenteerde hem met
zijn blog. Mathieu schreef
daarop, behalve zijn
autobiografie, vooral over
film, muziek,
filosofie en literatuur. Sinds dat
eerste contact zijn we elkaar
blijven volgen en lezen. En
we correspondeerden vrij regelmatig op de private
zijlijn van Facebook. Ik heb
die
– vrij omvangrijke –
uitwisseling nu nog eens
doorgenomen. We hadden het
onder meer over
schrijvers en cineasten die ons inspireerden: Meijssing,
Sebald, Pfeijffer, Hertmans, Kaurismäki, Ackerman en
vele anderen.
Vrij
snel bleek dat
Mathieu sukkelde
met zijn gezondheid. Af en
toe onderbrak hij zijn teruggetrokken
bestaan in Anderlecht voor
zijn werk voor
Radio Centraal (hij putte
voor thematische muziekprogramma’s uit zijn rijke discotheek) en
voor reizen naar het Zuiden
met zijn echtgenote.
Later volgden perikelen met een inbraak, met de gezondheid van Agnes,
met zijn eigen psychische en
fysieke gezondheid. Vereenzaming dreigde,
Mathieu belandde
op de rand van een depressie
– of erover, dacht
ik soms.
De
eerste pogingen om een
afspraak te maken dateerden
al van
2014. Ettelijke keren kwam
het er bijna van, maar er
kwam altijd iets tussen. Op den duur kreeg ik de indruk dat hij er
niet zoveel zin in had. Maar dat was een onjuiste
inschatting. Het waren gezondheidsproblemen, onze
drukke agenda’s, de afstand
tussen Brugge en Anderlecht en Mathieu’s
afkeer van drukke plaatsen
die ons uit elkaar hielden. Ondertussen
bleven we wel aan de praat en
ontstond er een vertrouwdheid
tussen ons.
Op 21 oktober 2015 vroeg
Mathieu hem
voortaan Matti te noemen.
Op
11 februari 2019 schreef ik
voor de zoveelste keer:
‘Ik zou je graag ontmoeten.’ En
ik vulde aan: ‘Ik voel op
de een of andere manier – vraag me niet hoe – veel vriendschap en
verwantschap. Het zou jammer zijn indien een van ons beiden zou
doodgaan zonder dat wij elkaar ontmoet hebben. Laat ons daar nu
alsteblieft werk van maken – uiteraard op voorwaarde dat jij dat
zelf ook wenst.’
Toen
doorkruiste corona
onze voornemens.
Op 24 augustus 2020 schreef
ik: ‘Ons contact is een geschiedenis van “net niet” aan het
worden. We zijn twee kometen die langs elkaar heen scheren. We zien
elkaars licht, maar raken elkaar niet. Toch niet fysiek, in wat we
gemakshalve “de werkelijkheid” noemen.’ Impliciet stond hier
natuurlijk dat we elkaar in de virtuele wereld wél raakten, zij
het op figuurlijke wijze.
Toen
ik mij op 4 januari 2022
afvroeg of
de dan al zo vaak uitgestelde ontmoeting niet
op een ontgoocheling zou
uitdraaien, antwoordde hij: ‘Ik geloof niet dat zo'n ontmoeting
onze vriendschap in gevaar zou kunnen brengen.’ Ik
las het goed: Mathieu noemde
onze relatie een vriendschap
– ik neem aan dat
hij zuinig was met dat woord. Ik voelde mij vereerd en was dankbaar.
Dat schreef ik
hem ook.
Het
duurde tot de zomer van 2022
eer we er dan eindelijk in
slaagden om elkaar te ontmoeten – het
is onwezenlijk om nu na te rekenen dat dat geen
anderhalf jaar geleden is. Ik
zag meteen dat het niet zo
goed ging met
Mathieu. De hoeddrager
die tegenover mij
plaatsnam aan
het terrastafeltje aan de Brusselse Baksteenkaai was
ouder en krakkemikkiger dan
ik mij had voorgesteld. Maar dat
stond een goed gesprek niet
in de weg. Dat kon omdat we
al vrij veel van elkaar wisten. Mathieu
was een trouwe lezer van mijn in eigen beheer uitgegeven
autobiografische boeken, en niet alleen dat: van niemand had
ik een omvangrijkere,
zorgvuldigere en positievere
commentaar ontvangen als
van hem.
Op 26 oktober
2022 schreef Mathieu dat hij een nieuw polshorloge had gekocht, een
Pontiac: ‘Nu weet ik weer hoe laat het is.’ Ik veronderstel dat
die Pontiac nog steeds heel precies de tijd aangeeft.
Op 25 november
2022 volgde een tweede ontmoeting. We spraken af in een stemmig
restaurantje, ook te Brussel, en bezochten daarna samen de
ramsjboekenwinkel Pêle-Mêle.
‘Nog voor de
lente kom ik naar Brugge’, schreef Mathieu kort daarna. Het heeft
niet mogen zijn.
Enkele weken
geleden vernam ik op zijn tijdlijn – vreemd woord in deze context:
tijdlijn – dat hij
zo ziek was. Ik liet hem weten dat ik rond de kerstdagen in Brussel
zou zijn en dat ik hem, indien hij dat wenste en/of aankon, graag
wilde bezoeken. Toen richtte Matti zijn laatste woorden tot mij:
‘22/26 december is nog lang. Ik weet niet waar, in welke toestand
ik dan ben. Vorige vrijdag had ik eerste chemotherapie. We zullen
zien. Als ik kan ben je welkom, van harte, Matti.’
Wat ik nu met dit
stukje wil zeggen? Misschien dit, beste mensen. Wees aandachtig en
alert, ook in het virtuele contact. Ga er niet als vanzelfsprekend
van uit dat het allemaal niets te betekenen heeft omdat het ‘maar’
virtueel is. Affiniteiten en verwantschappen, ja zelfs vriendschap:
dat is zeker mogelijk op dit medium. Doe er moeite voor, zoek elkaar
ook in werkelijkheid op. Het is onvermijdelijk dat je vriendenbestand
op den duur in een begraafplaats verandert. Doe dus nu wat nodig is.
Ik kan alleen maar zeggen dat ik blij ben dat die zo lang verbeide
ontmoeting er dan uiteindelijk toch gekomen is. Nu mijn vriend Matti
er niet meer is, weet ik dat ik het mij altijd zou hebben beklaagd
mocht dat niet het geval zijn geweest.
En ja, lees de
blog van Martin Pulaski.
Ik ben dankbaar
dat ik Matti heb gekend en bijgevolg droevig. Hij ruste in vrede.