070820 -
Eenzaamheid is een kwestie van trots; de mens trekt zich hooghartig in zijn wereldje terug. De ware dichter zit altijd met hetzelfde probleem. Als hij een hele tijd gelukkig is, dan wordt hij banaal. En als hij een hele tijd ongelukkig is, dan kan hij in zichzelf de kracht niet vinden om zijn gedichten levend te houden…
Orhan Pamuk, Sneeuw, 141
Il se dit à lui-même ce que tous nous nous disons souvent en de semblables époques d’égarement: ne te préoccupe pas du monde! Tu ne peux le changer, le rendre meilleur. Occupe-toi de toi-même, sauve en toi ce qui est à sauver. Pendant que les autres détruisent, construis, tente de rester seul raisonnable au sein de la folie. Isole-toi. Construis-toi ton monde à toi.
Stefan Zweig, Montaigne, 96-97
Het is natuurlijk door met Montaigne bezig te zijn, dat de passage bij Pamuk mij opvalt en bijblijft. Sneeuw is namelijk, als roman, oeverloos genoeg om in een seconde van onnadenkendheid over zoiets heen te lezen.
Maar goed. Pascal, de denker, vond Montaigne een eenzelvige egoïst. Zweig doet alles om rond dat verwijt heen te fietsen en de nukkige niersteenlijder uit de Périgord te loven voor zijn heroïsche ijver in het zelfonderzoek. Zweigs pleidooi overtuigt maar half. Er valt wat voor te zeggen, voor een leven van introspectie ver van de wereld – met een absoluut meesterwerk, de Essais, als return voor deze zichzelf gegunde luxe – maar het gloedvolle en glansrijke comfort van de ivoren toren, niet te verwezenlijken en in stand te houden zonder een bevoorrechte maatschappelijke positie en een goedgevulde portemonnee (‘la caisse bien remplie’), lijkt onvermijdelijk te worden verduisterd door een waas van defaitisme en misantropie – door een scepticisme dat Zweig al te vergoelijkend een diep humanisme noemt.