In deze rubriek heb ik het over door mij gelezen of in mijn bezit zijnde boeken waar een verhaal aan vasthangt of die iets bijzonders voor mij betekenen.
augustus 1983
UITZWETEN
Het was even schrikken toen ik daarnet mijn exemplaar vanop zijn plank naar beneden haalde. Het zelfklevende plastic dat ik er na de aanschaf in 1983 omheen had gedaan, bleek aan desintegratie onderhevig. Dit was geen slijtage, stelde ik vast, neen, dit was gewoon het uit elkaar vallen van materie; de tijd die zijn werk doet. Enigszins parallel, zo dacht ik toen ik de rudimentaire illustratie op het voorplat bekeek, met het eroderen van graniet op de Alpentoppen. Of met het wegsmelten van het ijs, waardoor sportief of sanitair bergtoerisme in grote mate zinloos is geworden.
De vertaling van Pé Hawinkels, die veel te vroeg en in elk geval onverwacht overleed, was in 1983 nog maar acht jaar oud (en werd in 2012 opgevolgd door die van Hans Driessen, al kan ik mij eigenlijk niet goed voorstellen dat zoiets al nodig was want Pé is nog steeds bijzonder goed leesbaar). De eerste druk verscheen in twee volumes, de tweede al in één. Ik bezit de derde druk uit 1980.
Ik herinner mij van toen ik ongeveer de leeftijd van Hans Castorp had dat De Toverberg de reputatie genoot van een schier onneembare vesting, een pièce de résistance. Pas als je dit boek wist te verwerken, mocht je jezelf een echte lezer noemen. En dat niet alleen omdat het 958 bladzijden telt maar ook omdat de inhoud, met eindeloze uiteenzettingen en oeverloze discussies, niet meteen gemakkelijk te noemen is. Ook al krikt de hete deerne Clawdia Chauchat het testosteron in het winterse sanatorium van laag pitje op tot kookpunt, het magnum opus van Thomas Mann is bepaald geen chicklit. Neen, het gaat om een pingpongspel van filosofische theses, een summa die niets minder wil zijn dan een ideologisch panorama waarin de tegenstellingen tussen barbarij en beschaving, rechts en links, emotie en rede, eeuwige terugkeer en vooruitgang, Reformatie en Verlichting tegen elkaar worden uitgespeeld en afgewogen. En dat aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog waarin, zoals bekend, het westerse optimisme kopje onder ging en je al hoog op een berg, gewikkeld in een deken op een ligstoel op het zonneterras van een superchique sanatorium, de tuberculose uit je lijf moest liggen zweten om dààr niets van te merken.
Welnu, een betere challenge kan de kandidaat-échte-lezer zich niet indenken. Ik zette mij in 1983 schrap voor een eerste superlange trip op deze rollercoaster en ik moet zeggen, het is een van de meest ingrijpende leeservaringen geworden die ik ooit heb gehad. Als dit literatuur van de bovenste plank was, dan kon het besteden van vele uren daaraan beslist geen tijdverlies worden genoemd. (Maar wat heet tijdverlies als je een verblijf van zeven dagen plant en uiteindelijk pas zeven jaar later naar de vlakte terugkeert?) Naphta, Settembrini, Castorp, Chauchat, Behrens, Peperkorn et tutti quanti zijn personages die voor mijn geestesoog altijd in leven zijn gebleven. En Mann werd een auteur die mij, hoe onsympathiek ik hem ook begon te vinden naarmate ik hem beter leerde kennen, plankvullend lief is gebleven. Ik herlas De Toverberg in 2003 en 2013 (toen ik er ook een uitgebreide samenvatting van maakte, die hier nog altijd te raadplegen is: https://pascaldigital.blogspot.com/search/label/toverberg ).
Nu ik het boek opnieuw in mijn handen houd, bekruipt mij het verlangen om mij nog eens onder te dompelen in dat afgeschermde biotoop waarin Mann hoog boven het wereldse gewoel de ideeën laat botsen. Voor een wereld in crisis lijkt De Toverberg een niet te versmaden rust- en afzonderingsplek om angsten uit te zweten en tot bezinning te komen. Eén rit op de roetsjbaan moet mijn exemplaar toch nog wel kunnen doorstaan alvorens helemaal uit elkaar te vallen.
Thomas Mann, De Toverberg (vertaling door Pé Hawinkels (1975) van Der Zauberberg (1924))