vrijdag 7 maart 2025

boekverhaal 21

In deze rubriek heb ik het over door mij gelezen of in mijn bezit zijnde boeken waar een verhaal aan vasthangt of die iets bijzonders voor mij betekenen.

december 1982


ZANDKORREL

Ik was 21 toen ik de verhalenbundel Lente in Fialta een eerste keer las. De kennismaking met Nabokov beviel me kennelijk want een jaar later kocht ik het boek. Dat gebeurde in Leuven, ik denk in de Kritak-boekhandel aan de Vesaliusstraat, maar het kan ook de Acco in de Tiense zijn geweest. De oorspronkelijke prijs (650 frank), met potlood aangebracht, is doorgestreept en herleid tot 245 frank. Dat was, als ik het mij goed herinner, het equivalent van vier warme maaltijden in Alma II.

Die vier maaltijden zijn weg, maar het boek is gebleven.

Ik las het boek een tweede keer in 1984, en daarna nog in 1989, 2005, 2013 en, bij leven en welzijn hopelijk niet een laatste keer, in 2016. En nog steeds is het boek niet weg.

Die lectuur van 1984, de eerste hérlezing dus, herinner ik me nog zeer goed. Het was volle zomer. Ik was op het strand van Viareggio beland, niet bepaald mijn biotoop, in elk geval niet onder een brandende namiddagzon. Het was zeker 30 graden. Toen was dat nog bloedheet.

Ik was met mijn vriend M. naar Italië gereisd. M. ging er zijn familie bezoeken. Mijn kop zat vol van een meisje dat ik niet kon krijgen. De eindeloze zomervakantie zou haar geen stap dichterbij brengen want ze zat ergens in Wervik een tweede zit te blokken en daar had ik niets te zoeken. Ik had tijd en aanvaardde het aanbod om mee te reizen. Ik had een cassette met liefdesliedjes geprepareerd voor de lange uren in de gammele groene Volkswagen. Drive All Night, Don’t Give Up, Romeo and Juliet: met dat soort deuntjes hield ik mijn verliefdheid op peil. Ze brachten Wervik geen stap dichter maar ik kon zwelgen in mijn hunker.

Ik was nooit eerder in Italië geweest en vergaapte mij dus aan Lucca. Aan Siena. Aan Firenze. Met de schoonouders van M. wisselde ik na twee dagen al een paar woorden Italiaans. Eindelijk rendeerde mijn Latijn. Maar toch was ik niet helemaal mee want toen ze mijn weemoed voor vermoeidheid aanzagen – Sei stanco? – begon ik te vrezen dat ik een geurtje verspreidde.

Zeer lokaal gekleurd in Firenze vond ik het passagieren van helmloze jongelui op scooters, ‘s avonds laat op de boulevards. Ze hadden duidelijk maar één doel voor ogen: zo snel mogelijk een van de toekijkende knappe grieten op de bagagedrager, haren in de wind.

M. hield, meer dan ik, van de zon. Dus wij naar Viareggio. Daar was een strand. Op dat strand stond een parasol. En onder die parasol, op een cirkel van schaduw, ging ik op een handdoek liggen want mijn huid verbrandt graag. Ik had dat boek van Nabokov bij me, en daar las ik dus in want de dag ging niet zomaar vanzelf voorbij.

Het kan toch niet anders dan dat er nog minstens één zandkorrel in mijn exemplaar is blijven plakken, ergens in een vouw tussen twee bladzijden. Misschien wel twee bladzijden van het verhaal ‘Eerste liefde’, over dat tienjarige jongetje dat op het strand van Biarritz verliefd wordt op een eveneens tienjarig meisje. Ze heet Colette en het wordt niets. ‘Met een duidelijkheid die geen latere er bovenop geplaatste beelden hebben doen vervagen’ zie ik mezelf daar nog liggen te lezen onder die parasol. Tot de zon eindelijk de Tyrreense in kukelde. We kochten halveliterflessen Italiaanse pils aan een kraam en sliepen die nacht in de op de dijk geparkeerde Volkswagen.

Niet zo heel veel later, terug in Leuven, karde M. met zijn vehikel naar het autokerkhof. Geen enkele garagist had er nog iets voor over gehad. Tijdens die laatste rit zakte de vloerplaat onder zijn voeten weg en moest hij het wrak alsnog laten wegtakelen. Wat hem meer kostte dan dat het oud ijzer hem ging opbrengen. Ik was er niet bij, maar het voorval is alsnog een herinnering geworden die aan Fialta is blijven kleven.