In
de meeste tuinen was er een grasperk met een stenen visser of een
rood en geel kaboutertje. Op dit plein, waar rond er bomen met witte
bloesems stonden, hielden de stadstrams op.
Een
jongetje in een zwart schort en met lange zwarte kousen, dat op Peter
leek, speelde in een der tuinen met een houten geweer.
Hugo Claus, De zwarte keizer, 64