Toen ik jong was, zag ik het heden altijd als een voorspel tot iets beters, wat nog zou komen. En toen, toen ik ouder was geworden, kwam ik er op een dag achter dat ik het tegenovergestelde deed: ik wentelde mij in nostalgie. Ik ben tekortgeschoten in het genieten van het moment (…).
Irvin D. Yalom, De Schopenhauer-kuur, 113
‖
(…) bij alles wat hij deed werd hij achtervolgd door het idee dat er elders een grotere vrijheid bestond, een vrijgesteld leven dat net buiten zijn bereik lag en dat hem blijvend zou worden ontzegd als hij een onverbrekelijke verbinding aanging. Zodoende liet hij allerlei kansen onbenut en had hij te kampen met periodes van langdurige verveling. Hij zat te wachten tot het bestaan als een toneeldoek open zou gaan, op een handreiking die hem in staat zou stellen het verloren paradijs opnieuw te betreden.
Ian McEwan, Lessen, 68