IV – 1
Tancred, prins van Salerno, ziet zijn dochter Ghismonda zo graag dat hij draalt met haar uit te huwelijken. Ghismonda is evenwel klaar voor een minnaar en laat haar oog vallen op de hoofse page Guiscardo, geen voorzaat van de latere Franse president. Bij hun onstuimige affaire speelt een onderaardse tunnel een rol . Maar helaas, Tancred betrapt het liefdespaar en koelt zijn jaloezie op gruwelijke wijze. Volgens Ghismonda doet hij dat vooral omdat haar geliefde niet de juiste status bezit om op haar aanspraak te kunnen maken. Zij trekt op geheel eigen wijze haar conclusies uit deze onverkwikkelijke geschiedenis.
IV – 2
Berto del Massa laat als minderbroeder in Venetië onder de naam Alberto van Imola zijn vroegere bestaan als schurk achter zich. Maar eens schurk, altijd schurk. Hij weet, zich voordoend als halve heilige, het vertrouwen van heel wat Venetianen te beschamen. De mooie maar helaas voor haarzelf domme Lisetta Quirini is een van zijn slachtoffers. Alberto maakt haar wijs dat de engel Gabriël, die in de ban is van haar schoonheid, haar graag een bezoek zou brengen, maar dan wel in de gedaante van een mens, meer bepaald een manspersoon, en nog specifieker: Alberto van Imola. De ijdele en domme Lisetta is vereerd en stemt toe. Alberto betreedt dus haar slaapkamer vermomd als Gabriël in de gedaante van Alberto. Lisetta is echter loslippig over haar avontuur en het nieuwtje verspreidt zich over de stad. Alberto/Gabriël kan maar net aan de toorn van Lisetta’s zwagers ontkomen, maar dat is uitstel van executie. De man bij wie hij een schuilplaats dacht te hebben gevonden, weet hem met een list aan de schandpaal te nagelen en zo krijgt onze schurk/minderbroeder zijn verdiende loon.
IV – 3
N’Arnald Civada, een koopman uit Marseille, heeft drie dochters: de vijftienjarige tweelingzussen Ninetta en Magdalena, en Bertella, veertien. Alle drie hebben ze een relatie: Ninetta met de onbemiddelde Rastagnon, en Magdalena en Bertella met de rijke jongelui Folco en Ughetto. Rastagnon ziet in Folco en Ughetto een mogelijkheid om aan zijn onbemiddeldheid te ontkomen. De drie koppels besluiten samen te gaan wonen op Kreta. Na jaren van grote sier en veel plezier aldaar laat Rastagnon zijn onverzadigbaar oog vallen op een plaatselijke edelvrouw. De jaloerse Ninetta vergiftigt hem. Haar misdrijf komt aan het licht. De hertog van Kreta veroordeelt haar tot de brandstapel. Om haar zus te redden, biedt Magdalena aan de hertog van Kreta, die verliefd op haar is, haar seksuele gunsten aan. Folco ontdekt de move van zijn Magdalena – het komt haar op een welgemikte dolkstoot in haar hart te staan. Folco vlucht met Ninetta. De hertog koelt zijn woede op Ughetto en Bertella. Dit koppel weet te ontkomen naar Rhodos. En zo blijft er van de idylle van de drie koppels niets meer over.
IV – 4
De reputatie van Gerbino, de kleinzoon van koning Willem van Sicilië, is zo gunstig dat de dochter van de koning van Tunis, zonder ooit Gerbino te hebben gezien, op hem verliefd wordt. Omgekeerd is de verliefdheid-op-afstand even sterk want Gerbino heeft vernomen dat de koningsdochter over een uitzonderlijke schoonheid beschikt. Door een bemiddelaar vernemen ze van elkaars gevoelens en ze besluiten een gelegenheid te forceren om elkaar te ontmoeten. Maar ondertussen heeft de koning van Tunis zijn dochter uitgehuwelijkt aan de koning van Granada. Dit komt Gerbino ter ore. Hij entert het schip waarop het voorwerp van zijn afstandsliefde naar Granada wordt gebracht. Zijn actie draait uit op een fiasco voor beide geliefden, die elkaar bij leven slechts één keer zullen hebben gezien, maar dan ook niet méér dan gezien.
IV – 5
In Messina beleven Lorenzo en Isabella een prille maar onwettige liefde. De broers van Isabella zijn het daar niet mee eens want Lorenzo is geen heer van hun stand. Ze brengen Lorenzo om en maken hun zusje wijs dat hij voor een verre reis is vertrokken. In een droom laat Lorenzo zijn vergeefs wachtende geliefde van over het graf weten waar dat graf zich bevindt. Isabella graaft Lorenzo op en scheidt diens hoofd van de eraan vasthangende romp omdat het hele lijk meeslepen een te zware klus is. Zij begraaft het hoofd in een basilicumpot. Met haar tranen brengt zij de plant tot volle luister. Haar broers merken haar vreemde gedrag bij de basisilicumplant op en pakken haar de pot af. Isabella kan nu niet anders dan van verdriet sterven.
Giovanni Boccaccio, Decamerone (ca. 1352), vertaling Frans Denissen (2003)