Je zou een overzicht kunnen maken van utopieën en dystopieën,
van Plato tot Morus tot Fukuyama. Ik zie mijzelf al talloze namen droppen. Maar het is onbegonnen werk. In verband met de Utopia van Thomas Morus (1516) moet ik
echter wel de anekdote vermelden dat Morus in zijn ideale wereld naar verluidt
voorzag in een wederzijdse voorhuwelijkse naaktinspectie onder toezicht. Ik zou
het ook kunnen hebben over sporen van utopieën in beeldende kunst en
architectuur. Denk maar aan de renaissancistische ontwerpen van de ideale stad,
of de idealistische fabriekscomplexen uit de negentiende eeuw – steden voor de
arbeiders van een bedrijf, met de Saline royale in Arc-et-Senans en de familistère van Guise als bekende
voorbeelden. Of denk aan de waanzinnige maar uitermate kortzichtige ideeën van
Le Corbusier. Of neem de nazi-architectuur van Albert Speer of van Marcel Van
Goethem, de architect van de Nationale Bank in Brussel.
Dat kortzichtige van Le Corbusier bedoel ik letterlijk: in
zijn cité radieuse in Marseille is te
zien dat hij de formaten van de appartementen aldaar berekende op een
gemiddelde lichaamslengte van 10 of 15 centimeter minder dan wat nu de
gemiddelde lichaamslengte is.
Een vijftal ideeën die ik tijdens deze speurtocht verzamelde,
wil ik toch vermelden.
1. Het genre van de utopie bloeide vooral toen nog niet de
volledige wereld in kaart was gebracht. Utopia was dan een gefingeerd eiland in
een verre zee, op een wereldkaart waarop nog veel witte plekken te zien waren.
Nu al die witte plekken zijn ingekleurd en alle eilanden zijn gelokaliseerd, is
de vraag acuut waar een nieuw Utopia zou moeten worden gesitueerd. Misschien
valt het wegvallen van het genre samen met de volledige ontdekking van de
wereld.
2. Bijvoorbeeld het socialistisch realisme is een utopische
kunstvorm in dienst van een ideologie. We zien hier heel duidelijk een verband
optreden tussen kunst en kitsch. Het socialistisch realisme toont ons de
illusie van volmaaktheid. Maar is een dergelijke volmaaktheid wel wenselijk:
zou leven in een utopie niet onnoemelijk saai zijn? Ik denk aan een
reclameslogan die ik ooit zag (voor Audi in 1987): ‘De perfectie verveelt
nooit’. Veeleer het omgekeerde is waar. Denk aan schoonheid die,
zoals we met Leonard Cohen weten, in de onvolmaaktheid huist: ‘There is
a crack, a crack in everything. That's how the light gets in.’ Roland
Barthes heeft dit principe theoretisch uitgewerkt in La chambre claire, een filosofisch
werkje over fotografie.
3. Hoe handhaaft kunst zich binnen een totalitaire context?
Denk aan Sjostakovitsj die altijd zijn koffertje had klaarstaan, en die in zijn
muziek dubbele bodems aanbracht om tegelijk zijn eigen mening niet te
verloochenen en toch zijn opdrachtgevers niet voor de borst te stuiten. Denk
aan de problematiek van de innere en außere Migration in nazi-Duitsland. Denk
aan de vermarkting van de hedendaagse kunst in de context van een totalitair
neoliberalisme.
4. Van neoliberalisme gesproken: Utopia is
vercommercialiseerd. Bekijk maar met gemengde gevoelens (genoegen én afkeer) de
reclamefilmpjes in de cinema of op uw tv. Coca Cola, Baccardi, Martini.
Perfecte en vooral jonge en slanke lichamen in de rode gloed van een perfecte
zonsondergang: geniet met mate en met maten. Het dictaat ‘Geniet!’ waarmee we
tegenwoordig ten allen kante om de oren worden geslingerd.
5. De architectuur van de totale communicatie maar tegelijk
ook van de totale controle: Facebook & Big Brother.