Pierre Plum: ‘Proust,
en dat is niet zijn minste verdienste is er in geslaagd om de uiterlijk
waarneembare wereld, zijn landschap tot innerschap te transformeren, de dingen
krijgen maar betekenis als ze tot het innerlijk domein van de verteller
behoren, of die van Swann zijn grote voorbeeld. Bij Proust geen beschrijvingen
op de manier van Balzac of Flaubert, waar je als lezer soms een paar bladzijden
moet doorploegen waarin een kamer of een kledingstuk worden beschreven, niet
zozeer omdat je ze het psychische leven van een of ander personage reveleren,
maar omdat de uiterlijk waarneembare realiteit even veel betekenis moet krijgen
als de zielenroerselen van Le Père Goriot of van Emma Bovary. De zogenaamd
realistische roman, in de visie van Proust, verwerpelijk. Beschrijvingen hebben
voor hem maar zin als ze functioneel zijn, wat betekent: het innerlijke
landschap van de personages reveleren. Proust is een alchemist: alles wat
uiterlijk is, wordt in de loop van de Recherche verinnerlijkt.’
Flauberts beschrijvingen van uiterlijkheden stonden wel
degelijk in functie van wat hij over het innerlijk van zijn personages te
vertellen had. Ik heb nu geen tijd om dat uit te werken want er moet brood op
de plank, maar ik herinner mij de bladzijden die Vladimir Nabokov in zijn Lectures on Literature heeft gewijd aan
de beschrijving van de hoed van Charles Bovary.
Pierre Plum: ‘Pascal,
ik denk dat die klak nogal discutabel is. Als ik de beschrijving lees, kan ik
mij toch niet van de indruk ontdoen dat Flaubert er heel veel werk heeft van gemaakt,
en dat hij veel verder gaat dan alleen maar het psychische leven van Charles te
illustreren. Hij wil met veel bravoure dat hoofddeksel beschrijven, en zo
volledig mogelijk. Overigens wordt Flaubert tot de realistische school
gerekend, waarin uitvoerige en uitputtende beschrijvingen van kledij,
meubilair, kostuums en gezichten schering en inslag waren. Proust behoort daar
al niet meer toe...’
Ik ben het daar mee eens, Pierre. Flaubert maakte reizen en
toen hij daar geen zin meer in had, las hij halve bibliotheken om zich te
documenteren. Zijn blik stond naar buiten gericht. Proust leefde in bed, in een
met kurk geïsoleerde kamer. Beide zijn waardevol. Soms vind ik Prousts neiging
om van het onbeduidendste detail een spiegel van zijn ziel te maken erg
vermoeiend. Anderzijds kan ik een nauwkeurige hyperrealistische beschrijving
vaak smaken.