dinsdag 1 mei 2018

de lente van 2018 – 14


154 – Het was alweer een tijdje geleden dat ik G. tegen het lijf liep in de buurt van bibliotheek, Raaklijn en Fnac, die kleine kern van boekgerelateerde plekken waarvoor ik me af en toe eens tot in het centrum van deze door toeristen overrompelde provinciestad begeef. Dit keer was het in de Fnac, ik had net afgerekend voor een kabeltje en een geheugenkaart. Hoe kleiner die geheugenkaarten, hoe duurder ze lijken – maar dat terzijde. G. zag er bleek uit, en er kwam aanvankelijk niet veel uit. Pas na een koffie – dat doen we dan altijd wanneer we elkaar op zaterdagnamiddagen min of meer toevallig ontmoeten, een koffie drinken, altijd op een terras want G. moet daar dan een sigaret bij hebben, waar ik als ex-roker alleen maar begrip voor kan opbrengen – pas na een koffie-met-sigaret dus kwam er wat meer kleur in. We hadden het over hoe snel de tijd voorbijgaat, en hoezeer de wereld verandert. (Zou er tussen die twee een relatie bestaan, en dan ook in die zin dat een tijd waarin de wereld aan zichzelf gelijk blijft trager gaat?) Ik vertelde dat ik gisteren nog had zitten kijken naar een documentaire over informatiedragers en hoe die hoe langer hoe minder performant blijken. De – niet zo beste – documentaire heette dan ook ‘The End of Memory’. Steen en kleitabletten gingen langer mee dan perkament, perkament ging langer mee dan papier, papier ging langer mee dan floppy’s, enzovoort. Een Frans lab bepaalde de gemiddelde levensduur van een cd-schijfje op twintig jaar. Je moet tegenwoordig dus al bij het leven zelf zorgen voor de continuering van je bestanden… Nog voor je goed en wel dood bent, verdwijnt wat je aan de eeuwigheid dacht te kunnen toevertrouwen: een les in bescheidenheid.

Maar goed, waarom zouden we onze informatie willen bewaren als de werkelijkheid zelf continu verandert, en wel veel sneller dan ooit voorheen het geval was. Wat betekent bewaren in een stroom van onbestendigheid? G. vertelt over zijn verzameling van duizenden dia’s die hij tijdens zijn talrijke reizen maakte. ‘Ze zijn nog goed, ze verkleuren niet. Enkel van de nachtopnames lijken de kleuren te vervagen.’ ‘Maar wat ga je ermee doen?’ vraag ik. ‘Moet je daar niet op de een of andere manier testamentair een bestemming aan geven?’ G. blaast een rookpluim uit. ‘Je weet toch wat er met de diacollectie van X is gebeurd? Heb ik je dat al niet eens verteld?’ Ik durf niet te zeggen dat ik het mij niet herinner – maar G. vertelt het toch nog maar eens, en ik herken het verhaal: hoe X zijn duizend dia’s, voornamelijk van reizen naar Rome, daags nadat hij ze aan de school waar hij zijn hele leven voor had gewerkt had geschonken, in de afvalcontainer aantrof. Ook dat is een les in bescheidenheid, natuurlijk, zij het wel een beetje drastisch.

Google Street View. Het Poesjkin-beeld is rechts in beeld.
De dragers houden hun informatie niet vast, de werkelijkheid zelf verandert zienderogen en lijdt aan amnesie. 'Ik reis tegenwoordig op Google Street View,’ zegt G., niet zonder ironie. ‘Zo was ik onlangs nog in Moskou. Ken je Moskou?’ Ik zeg dat ik er nog nooit ben geweest en ook geen plannen in die richting koester. ‘Er was een pleintje met een standbeeld van Poesjkin. De Russen hadden een heel nauwe, levende band met hun literatuur. In de tijd dat ik er was, dertig jaar geleden, zat iedereen in de metro te lezen.’ ‘Zoals in Parijs,’ onderbreek ik. ‘Ja, in Parijs zag je dat ook. Welnu, dat pleintje met het standbeeld van Poesjkin is verdwenen. Nu staat dat beeld verloren in het midden van een grote boulevard. Je kunt je trouwens afvragen of ze daar nog weten wie Poesjkin was.’

We hadden het ook nog even over vriendschappen die niet blijven duren, en over mensen die ‘uiteen’ gaan. Het was lang geleden dat ik dat woord had gehoord: ‘uiteen’. Meestal gebruik ik daarvoor ‘uit elkaar’, ‘scheiden’, ‘breken’. Maar ‘uiteen’ – en kijk, als je het vaak zegt, begint het raar te klinken. Het ligt dicht bij ‘uiten’, maar je hoort er natuurlijk ook ‘uit één’ in. Als van een koppel gezegd wordt dat ze ‘uiteen’ zijn, dan vormen ze geen eenheid meer, daar komen ze uit en nu zijn ze: twee.