fragment uit Het maaiveld
Ik zou alles voor Martientje hebben gedaan, op den duur. En ik deed ook veel voor haar, zonder dat zij daar weet van had. Ik fietste een extra rondje, ik ging de trap op zónder de treden aan te raken, ik hield mijn adem een halve minuut in. Als ik dergelijke onzinnige dingen deed (iets overbodigs, iets wat niet te verantwoorden was binnen de logica van het nut en de luiheid), dan zou zij mijn liefde beantwoorden. Ik deed het allemaal voor Martientje Parmentier. Ik deed aan magisch handelen – ik hoopte haar op die manier voor mij te winnen, even haar aandacht op mij te vestigen.
Het was niet dat ze onvriendelijk was met mij. Maar eigenlijk zag ze mij niet écht staan. Ik was niet meer dan het jongere jongetje uit haar straat. In haar ogen een kind nog. Haar aandacht begon uit te gaan naar oudere jongens. Philippe L. met zijn attractieve Berner sennenhond noemde ik al. En als Martientje met Els samen was, werd er eigenlijk alleen maar geroddeld en gefezeld. Daar waren die meisjes sterk in. Ze hadden altijd wel iets aan elkaar te vertellen. Wanneer er nog een derde meisje bij was, wat af en toe gebeurde, dan ontstonden de combines waarbij X zei: ‘Ik wil nu eens iets aan Y alleen zeggen’. Z werd daarbij uitgesloten en moest buiten gehoorsafstand gaan staan. En dan werd er gefluisterd en gegiecheld. Zoals alleen meisjes dat kunnen en niet kunnen laten.
