fragment uit Het maaiveld
Natuurlijk viel ik kort na die volwassen christelijkheid en lang voor mijn fysieke en mentale volwassenheid van mijn geloof. Je zou in die tijd en op die leeftijd al behoorlijk excentriek geweest moeten zijn om dat niet te doen. De sociale druk was immens. Gelovig zijn en ter kerke blijven gaan, dat was not done. Niet cool. Lang dachten wij daar niet over na. Eerst deed ik nog alsof ik naar de mis ging, om thuis de schijn hoog te houden. Zo rond mijn dertiende levensjaar wendde ik voor naar de mis van halftien te gaan in plaats van die van halftwaalf, waar mijn ouders naartoe gingen, maar maakte ik in werkelijkheid een wandelingetje in het Paalbos, een langwerpige strook van ongeveer een halve kilometer lang en honderd meter breed die zich min of meer tussen het ouderlijke huis en het noodkerkje van Sint-Lutgardis uitstrekte. Later bleken mijn ouders al geruime tijd mijn misleidende manoeuvres te hebben doorzien, maar zij maakten er geen punt van. Zij waren ondertussen zelf volop bezig met afstand te nemen van de Kerk. Aan de geloofsartikelen hechtten zij al lang niet meer, nu rekenden zij ook met het instituut af.
Het definitieve afscheid van mijn gelovig bestaan – niet van de Kerk want haar zou ik later op wankele momenten nog nodig hebben, om redenen van decorum en vanuit de behoefte om mij in te schakelen in een traditie – dat definitieve afscheid dus kwam er omstreeks mijn zeventiende bij de jaarlijkse biechtgang op het einde van het schooljaar. Het was een scherp gemarkeerd keerpunt, een duidelijke beslissing. Ik was niet van plan er ooit nog op terug te komen. (Zo heb ik het bijna tien jaar later nog een keer beleefd, dat ik ergens een deur achter me dichttrok, in het volle besef dat het de laatste keer zou zijn, dat ik die ruimte en die hele sfeer, die me veel te lang had vastgehouden, nooit meer zou betreden. Maar natuurlijk, wat je achterlaat, laat je niet meteen los, vergeten kun je het niet zomaar…)
In de week na de laatste examenreeks van het schooljaar en voor de zomervakantie trok het hele college en masse naar de kerk van Maria-Assumpta, wat verderop in Assebroek. Zevenhonderd jongens op de fiets, dat was een heel peloton. Voor een deel viel het buiten het controlebereik van de meefietsende leerkrachten – de meest ondernemenden en tegelijk minst bevreesden van het laatste jaar ontsnapten onderweg en fietsten naar de stad, om daar in de Goezeput of de Cactus hun eerste zomerdorst weg te spoelen.