vrijdag 17 januari 2025

afscheid van mijn digitaal bestaan 464

voor deze rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn verschenen

15 oktober 2017


In Alleen Elvis blijft bestaan vertelt Paul Verhaeghe schijnbaar achteloos – maar dat is het natuurlijk niet – een droom die hij heeft gehad: iemand trekt een eindeloos koord uit zijn mond. Dat heeft allicht in de psychoanalyse van alles te betekenen, iets van fallische of oedipale aard – Verhaeghe gooit hier een snoepje uit voor de connaisseurs van die pseudowetenschap. Mij doet het aan twee dingen denken. Het eerste wat mij voor ogen komt is het gebruik van oude meesters (Vlaamse of andere Primitieven) om de afgebeelde figuren van een soort van banderollen te voorzien, uit hun mond rollende linten met daarop tekst: de woorden die deze figuren uitspraken, een middeleeuwse voorafname op de tekstballonnen van de twintigste-eeuwse striptekenaars. En het tweede waaraan ik moet denken is een herinnering. Toen ik een jaar of vijftien was, werd ik aan de neus geopereerd: het gebroken tussenschot diende rechtgezet. Enige tijd werd, allicht ter stabilisering, mijn neusholte volgepropt met een bepaald materiaal – niemand had mij uitleg gegeven, ik had er dus het raden naar en wellicht was ik te geïntimideerd (door de omstandigheden en de voor mij ongewone gezagsverhoudingen) of te versuft (door de anesthesie) om uitleg te vragen. Mijn toestand was overigens behoorlijk penibel, je moet maar eens uren aan een stuk alleen maar door de mond kunnen ademen, en bovendien niets mogen drinken. Op een gegeven ogenblik werd mijn neusholte dan toch vrijgemaakt – ik weet niet meer of het nog dezelfde dag was van de operatie, of de dag erna. De verpleegster peuterde iets uit een van mijn neusgaten, en begon te trekken. Dan pas zag ik wat het was: een wattenachtig iets, in de vorm van een lint. Van een lang lint, van een lint dat langer was dan ik me kon voorstellen. Het bleef maar uit mijn neus komen, het was meters lang, ik had mij nooit kunnen voorstellen dat een wattenlint zo lang kon zijn, en al zeker niet dat zo’n hoeveelheid wattenlint helemaal in mijn neusholte had kunnen zitten. Het deed bovendien pijn, en ik herinner mij nog levendig de angst dat het zou blijven duren en hoe, door die met paniek vermengde pijn, mijn ogen vol tranen schoten.