In deze rubriek heb ik het over door mij gelezen of in mijn bezit zijnde boeken waar een verhaal aan vasthangt of die iets bijzonders voor mij betekenen.
november 1978
INTERNATIONALE TREINEN
‘Laat vrije baan aan de internationale treinen’. Pas veel later nadat het boek dat ik hier ter sprake breng mijn pad kruiste las ik voor het eerst het gedicht van Richard Minne waarvan dit de eerste regel is. Ook de vaderfiguur die in Danilo Kis’ Tuin, as een Dienstregeling van het spoorweg-, scheepvaart- en autobusverkeer schreef, moest ik nog leren kennen. Daarin waren weliswaar ‘de internationale lijnen nog niet (...) opgenomen’. Ik beperk mij dus nog even tot het internationale treinverkeer. Dan moet ik natuurlijk de Nachttrein naar Lissabon vermelden waarin Pascal Mercier zijn filosofische bespiegelingen dropt. Ik denk ook aan de desolate treinrit vanuit Zuid-Duitsland naar Hoek van Holland tijdens dewelke W.G. Sebald – in Duizelingen, pp. 201 vv – géén gevolg heeft aan een amoureuze bevlieging die zijn leven mogelijk een totaal andere richting had kunnen doen uitgaan. ‘[D]aarvan heb ik sindsdien vaak veel spijt en berouw gehad.’ En uiteraard mag ik ook, tussen vele mogelijke anderen, Vladimir Nabokov niet vergeten, die zich in hoofdstuk zeven van Geheugen, spreek de lange treinreis naar Biarritz herinnert, waar hij als kind van een zeer welstellend Russisch-aristocratisch gezin zijn prerevolutionaire zomers zand-scheppend en uit louter vergankelijkheid opgetrokken kastelen bouwend op het strand placht door te brengen.
Maar daar gaat het allemaal niet over. Het gaat hier over La modification van Michel Butor, een boek dat ik in 1978, voorafgaand aan Minne, Kis, Mercier, Sebald en Nabokov, voor mijnheer Perquy van Frans moest lezen en dat over een treinreis van Lyon naar Rome gaat – en veel meer dan dat weet ik er ook niet meer van. Het is al zeer lang dat ik me voorneem om het eens te herlezen.
Ik weet wel nog dat Butors proza experimenteel is en een bijzonder ingewikkelde structuur heeft. De verhaallijn springt voortdurend over en weer in de tijd en is zo complex dat je wel haast niet anders kunt dan op een tijdlijn de chronologie uitzetten. Wat ik indertijd dan ook deed. En ik beleefde daar een groot genoegen aan, herinner ik mij nog goed. Meer nog: ik denk dat dit boek mij voor het eerst duidelijk maakte dat voor een goede roman niet alleen een stevig verhaal nodig is en scherp uitgetekende, psychologisch goed uitgediepte personages die, in de loop van de vertelde geschiedenis, een verandering doormaken of – wat meestal op hetzelfde neerkomt – tot nieuwe inzichten komen, maar dat een bijzondere, bij voorkeur bij dat verhaal aansluitende vorm minstens even belangrijk is. Voor het eerst, dankzij Michel Perquy en Michel Butor, smaakte ik, meetlat en kleurstiften in de hand, de genoegens van een formele benadering van literatuur.
Michel Perquy, overigens, werd later de vertaler van – onder veel meer – Camille Claudel. Een vrouw van Anne Delbée. Hij verliet het grijze college (zie mijn Het maaiveld) waar hij totaal niet op zijn plaats zat. Al even totaal niet als ik, maar dat geheel terzijde.
Michel Butor, La modification (1957)