zaterdag 16 september 2023

notitie 396

VII – 6.

Madonna Isabella heeft, naast haar pragmatische overspelige verhouding met messer Lambertuccio, ook nog eens een passionele overspelige relatie met de eenvoudige jongeman Leonetto. Wanneer haar man op reis is, ontvangt ze Leonetto in haar buitenverblijf. Maar kijk, daar komt Lambertuccio onverwacht opdagen. Leonetto verstopt zich achter een gordijn en Lambertuccio kan doen waarvoor hij gekomen is. De situatie wordt helemaal complex wanneer de dubbel bedrogen echtgenoot van Isabella onverwacht vroeg thuiskomt. Met een schrandere list weet Isabella haar hachje te redden, en meteen ook dat van haar beide minnaars.


VII – 7.

De hoveling Lodovico, zoon van een Florentijnse edelman die in Parijs zaken doet, heeft zijn zinnen gezet op de beeldschone Bolognese madonna Beatrice. Om in haar nabijheid te komen, biedt Lodovico, onder de naam Anichino, zijn diensten aan aan Beatrice’s echtgenoot, Egano dei Galluzzi. Anichino neemt de eerste gelegenheid te baat om Beatrice het hof te maken. Hij laat haar winnen bij een spelletje schaak en bekent haar zijn liefde. Beatrice maakt haar man wijs dat ze in de tuin met Anichino heeft afgesproken: Egano moet hem daar, verkleed als vrouw, zijn bekomst geven. Ondertussen ligt de weg open om Anichino in haar bed wat beter te leren kennen…


VII – 8.

De middenstander Arriguccio Berlinghieri huwt, met het oog op de statusverhoging die daaraan verbonden is, de edelvrouw Sismonda. Het huwelijk blijft liefdeloos en Sismonda zoekt troost bij de jonge Ruberto. Met een aan haar teen vastgeknoopt zeer lang dun touwtje, waarvan het andere uiteinde tot op straat reikt, kan zij haar minnaar, die voor haar woning heeft postgevat, duidelijk maken dat haar man naast haar ligt te ronken, waarop zij hem binnenlaat ten einde zich met hem te kunnen amuseren. Maar Arriguccio doorziet de list en achtervolgt de minnaar. Intussen beveelt Sismonda haar dienstmeid haar plaats in het echtelijke bed in te nemen. De dienstmeid incasseert, na Arriguccio’s terugkeer van de achtervolging, de reprimande van de bedrogen echtgenoot. Sismonda van haar kant kan, wanneer Arriguccio samen met haar broers haar een lesje wil leren, doen haar echtgenoot het allemaal verzonnen heeft. Daarop keert de woede van zijn zwagers zich tegen de dubbelbedrogene.


VII – 9.

Lydia, de jonge en levenslustige echtgenote van de al wat oudere en zijn vrouw datgene ‘waarop jonge vrouwen het meest van al verlekkerd zijn’ niet schenkende edelman Nikostratos, ingezetene van de oud-Griekse stad Argos, wordt verliefd op de huisknecht Pyrrhos, in wie Nikostratos al zijn vertrouwen heeft gesteld. Lydia schakelt haar kamermeisje Louska in om Pyrrhos hierover te informeren, maar deze wenst zijn heer niet afvallig te zijn. Bij een tweede verzoek is hij toch bereid oprechtheid van Lydia’s gevoelens te testen. Ze moet drie onmogelijk lijkende opdrachten uitvoeren: Nikostratos’ lievelingssperwer doden, een pluk uit zijn baard halen en een van zijn nog gezonde kiezen trekken. Lydia slaagt in elk van deze opdrachten met verve en voert er op eigen initiatief nog een vierde uitdaging aan toe: onder de ogen van haar man stoeien met Pyrrhos, om vervolgens Nikostratos wijs te maken dat wat hij heeft aanschouwd een hallucinatie is.


VII – 10.

Twee Siënese volksjongens, Tingoccio Mini en Meuccio di Tura, willen weten hoe het er in het hiernamaals aan toe gaat en beloven elkaar dat diegene die het eerst sterft bij de ander zal verschijnen om het hem te komen vertellen. Tingoccio wordt peter van de zoon van Ambrogio Anselmini en diens vrouw Mita, op wie hij verliefd wordt. Ook Meuccio wordt verliefd op deze Mita. Beide vrienden verzwijgen voor elkaar hun verliefdheid. Tingoccio verovert Mita, maar verspilt daarbij zoveel krachten aan het liefdesspel dat hij schielijk komt te overlijden. Zoals afgesproken verschijnt hij, en wel drie dagen na zijn dood, aan Meuccio. Hij vertelt hem dat de scheve schaats met de moeder van zijn petekind in het hiernamaals niet zwaarder wordt aangerekend dan andere pekelzonden.


Giovanni Boccaccio, Decamerone (ca. 1352), vertaling Frans Denissen (2003)