Het moet zowat 20 jaar geleden zijn. La Méditerranée. Vence en Sint-Paul waren toen nog twee aparte dorpjes. Nu is het hele gebied een grote randstad. Biot, een dorpje op een boogscheut van Antibes. Bijna iedere middenstander was toen nog een autochtoon. Ik ging een brood kopen bij bakker Jean (spreek uit: Zjang). Daarna naar Pellegrino, de slager. Hij had in de lade van zijn kapblok nog een krantenknipsel uit 1948 liggen: referendum toetreding Frankrijk. Je had tijd nodig bij Pellegrino want het sociale contact tussen de inwoners was groot. Je bent al een tijdje met veel plezier naar het langzamere Franse tempo overgeschakeld en je luistert naar de kleine dorpsverhalen. Een dame komt binnen. Ze is op reis naar Zwitserland geweest en wordt gevraagd naar haar bevindingen. 'Complittemangdifférang, la Suisse! Si propre! Imaginez-vous!' Ik zeg tegen mijn vrouw hoe eigenaardig het toch is: dat onbewuste zoeken naar tegengestelden, naar dingen die we niet onmiddellijk hebben, zien of horen. Ik had tegen dat vrouwtje willen zeggen: 'Dat is net de charme van jullie huizen en dorpen: jullie restaureren en herstellen niet – zoals de Vlamingen, de Duitsers – tot je alle ziel uit een huis hebt gehaald. Jullie laten een huis waardig oud worden. Daarom kom ik naar jullie land.'
Als ik een oud Frans landhuis zie – zoals het zomerhuisje in de film over het leven van Pagnol 'La gloire de mon père' – dan hoor ik de muziek van Fauré, Debussy en Ravel. Ik weet het: ik leef te veel in het verleden.
Hoewel dit huis op de foto gevaarlijk dicht bij de propere, Duitse en Zwitserse grens ligt, heeft het ontegensprekelijk dat melancholische, dat net niet verloederde, van een echt Frans huis. Stop een Vlaming in dat huis en de gevolgen zijn niet te overzien: de roest van de poort, een nieuwe laag verf (of nog waarschijnlijker: een nieuwe, witte, plastic kantelpoort, met afstandsbediening), weg met die gammele bank en een nieuwe plastic tuinset, voortuintje met schreeuwerige bloemen. Kortom, proper maar zielloos.
Luc De Cloedt