Vorige week werd in Oostende een jongeman neergestoken. Hij wou geen sigaret afstaan, of zoiets – het doet er eigenlijk niet toe: de aanleiding was futiel, en die futiliteit hebben we van doen om van ‘zinloos geweld’ te kunnen spreken. We zijn er inmiddels goed mee vertrouwd door alles wat na de geweldpleging volgt: mediagestuurde verbijstering, kaarsjes branden en bloemen leggen op de plaats van het misdrijf, straatinterviewtjes, een rouwregister, de aankondiging van de begrafenis en van maatregelen om dit soort zaken in de toekomst te vermijden, en ten slotte de onvermijdelijke Stille Mars waar iedereen, bij ontstentenis van andere rituelen, de collectiviteit opzoekt die mensen nu eenmaal nodig hebben om datgene waar ze niet bij kunnen van zich af te schudden.
Het fenomeen ‘Witte’ of ‘Stille’ Mars is betrekkelijk recent maar is inmiddels, door de herhaling en de overdreven aandacht die de emotiegeile media er telkens opnieuw aan besteden, al danig versleten: de zinloosheid van het zinloos geweld heeft zich al als een kever door een rotte plank een baan gevreten tot bij het andere uiteinde van het proces, de collectieve rouw. Zestig procent van de respondenten van de dagenquête op de website van De Standaard vindt een ‘zoveelste’ Stille Mars niet langer ‘zinvol’.