donderdag 16 november 2006

Mijn woordenboek (137)

ACUUT
Als het zo ver komt, is schade niet meer te vermijden. Er zal moeten worden gesneden, bloed zal vloeien, er zal een litteken blijven. Maar dit kleine offer, dat in normale omstandigheden misschien groot zou lijken, zal het grotere geheel vrijwaren en daardoor klein lijken. Uit het grotere geheel zal iets zijn weggesneden en het zal dus kleiner zijn, maar het zal blijven bestaan en daardoor groter worden.

Acuut, het woord heeft iets van het snijden in zich. Het is in elk geval een scherp woord.

Het acute leert ons dat schade en pijn relatieve begrippen zijn. Dan is het: redden wat er te redden valt; de dingen die in een situatie van grote urgentie hun échte waarde laten zien.

We hebben iets laten aanslepen en zijn in het acute zo ver dat een kleine geleden schade een grote redding kan betekenen en dus niet eens meer een schade kan worden genoemd (zoals een leugen om bestwil eigenlijk ook geen leugen meer is), en dat misschien terwijl diezelfde schade in normale omstandigheden al groot genoeg zou zijn om van een ramp te spreken.

In het scherpe licht van het acute, op die steile, iele top, komt alles in een ander daglicht te staan. Alle zintuigen staan op scherp, de adrenaline slaat op hol, het is tijd voor actie. Wie tegenover het acute niet reageert, kan niet anders dan vallen.