ACTUALISEREN
Op het eerste gezicht lijkt het evident dat wat in een gewijzigde context niet meer voldoet, zich moet aanpassen. Zoniet dreigt veroudering, voorbijgestreefd-zijn, onaangepastheid: in onze wereld van voortdurende beweging allemaal namen van de ergste vloek. Actualiseren is altijd een soort van synchroniseren: van wat aan het verouderen was met wat, op sleeptouw genomen door de voorthollende tijd, zich intussen heeft ontwikkeld. Het is altijd: een achterstand wegwerken. Het vreemde dat zich daarbij voordoet is dat wie zich tot dit actualiseren, dit achternahollen geroepen voelt (hoewel, meestal is het geen roeping maar een gedachteloze, om niet te zeggen dwangmatige houding), doet alsof deze actualisering definitief zal zijn. Altijd is de vooronderstelling aanwezig dat de tijd voorgoed kan worden bijgehaald. Om te actualiseren is het, precies zoals bij een chirurgische ingreep het hart van de patiënt moet worden stilgelegd, nodig om de tijd stil te zetten. Wie actualiseert moet argeloos zijn en kan nu eenmaal geen rekening houden met het onvermijdelijke feit dat zijn actualisering gedoemd is om weer door de tijd te worden achtergelaten, sterker nog: reeds haar veroudering in zich draagt. Het dwangmatige van dit actualiseren toont zich wanneer, bijvoorbeeld, in een bureaucratie om de zoveel jaar dezelfde regels, die allang hun deugdzaamheid hebben bewezen en dus geen actualisering behoeven, op een welhaast rituele wijze ter discussie worden gesteld.
De wijze doorziet dit, bevindt zich in rust en maakt zich niet meer druk. Hij beseft dat de actualiteit en de actualiteitswaarde van de dingen betrekkelijk zijn. Hij laat maar hollen en staat zelf stil en maalt niet om achterstand.
Voortdurende beweging, ja, dat is, binnen een ruimer perspectief, ook een stilstand.