Gisterenavond zag ik iets moois op de Nederlandse televisie. Een mevrouw, die een duidingsprogramma voerde, stelde vragen aan een scherm waarop ‘onze’ Siegfried Bracke in het verre Brussel uitleg gaf over wat Freya Van den Bossche nu had bedoeld met het epitheton ‘stijfburgerlijk’ waarmee ze Balkenende en diens regeringsleden had bedacht. Daar zag je Bracke: glunderend van zelfgenoegzaamheid, een reuzefoto van het stadhuis van Brussel op de achtergrond om duidelijk te maken waar dat-ie zat. Op zijn adamsappel wipte zijn vlinderdasje mee van fierheid. Bracke werd door de mevrouw, om voor de niets vermoedende Nederlandse kijkers duidelijk te maken wie dat-ie eigenlijk was, de Belgische, pardon Vlaamse Ferry Mingele genoemd, en ik weet niet of Bracke dat als een dubieus compliment of als te veel eer mag beschouwen. Maar goed, je had daar op mijn scherm die mevrouw en, op háár scherm, die meneer met dat gekke strikje, en die mevrouw vraagt aan die meneer: ‘Zeg eens, mijnheer Bracke, kunt u ons, Nederlanders, eens uitleggen wat een Vlaamse minister bedoelt met het woord “stijfburgerlijk”?’ Aan het wippen van zijn strikje zie je Siegfried zijn antwoord al voorproeven en God weet waar hij allemaal aan denkt. Zij nog eens, voor alle duidelijkheid: ‘Wat is dat eigenlijk, “stijf”?’ Die hark in Brussel doet zijn best om het sérieux dat hij nastreeft te blijven uitstralen, maar kan toch niet beletten dat er een seksueel geladen vonk, getransporteerd door dat ene woord, weg en weer knettert over de Lage Landen (waar er nu nevel over de beemden hangt en in de Noorderkempen is het vast mistig en miezerig). En je denkt: kijk, dit is nog eens mooie televisie.
PS. Voor wie niet weet wie Ferry Mingele is: Ferry Mingele is, euh, de Nederlandse Siegfried Bracke.