zondag 18 december 2005

Ik lees Proust niet, ik vertaal hem (38)

Sans doute, les noms sont des dessinateurs fantaisistes, nous donnant des gens et des pays des croquis si peu ressemblants que nous éprouvons souvent une sorte de stupeur quand nous avons devant nous, au lieu du monde imaginé, le monde visible (qui d’ailleurs n’est pas le monde vrai, nos sens ne possédant par beaucoup plus le don de la ressemblance que l’imagination, si bien que les dessins enfin approximatifs qu’on peut obtenir de la réalité sont au moins aussi différents du monde vu que celui-ci l’était du monde imaginé).
(I:548)

Ongetwijfeld zijn namen fantasierijke tekenaars. Zij leveren ons van mensen en landen schetsen die zo weinig gelijkend zijn dat we vaak door een soort van verbijstering worden getroffen wanneer we, in plaats van de ingebeelde wereld, de zichtbare wereld voor ons krijgen (die overigens niet de werkelijke wereld is aangezien onze zintuigen niet veel méér dan de verbeelding over de gave beschikken om de werkelijkheid juist weer te geven – in die mate dat de uiteindelijk slechts bij benadering gelijkende tekeningen die men van de werkelijkheid kan bekomen minstens evenveel verschillen van de geziene wereld als deze verschilde van de ingebeelde wereld).

Ongetwijfeld zijn namen hoogst grillige tekenaars; ze geven ons schetsen van mensen en landen die zo weinig gelijkend zijn dat wij vaak met stomheid geslagen zijn wanneer wij in plaats van de wereld die wij ons voorgesteld hadden de zichtbare wereld voor ons hebben (die trouwens ook niet de echte wereld is, daar onze zintuigen over nauwelijks grotere gaven beschikken om de werkelijkheid juist te treffen dan onze verbeeldingskracht, zodat de benaderende indruk die wij ten slotte van haar krijgen minstens even sterk van de wereld die wij zien afwijkt als deze van die van onze fantasie).
(C.N. Lijsen II:129-130)