maandag 1 augustus 2005
34 * 27,54 * 2976
Ik rijd langs de Aardenburgse Weg naar Moerkerke met Paul Weller tussen mijn oren. De getormenteerde, weemoedige, op de resten-van-rockersvuur smeulende stem van Paul Weller, een stem naar mijn hart. Ik heb het koud, mijn benen doen pijn. Op een klein verzet en tegen een lichte oostenbries in haal ik nauwelijks 25. Na het keerpunt gaat het, met de wind in de rug, al wat beter. Ik passeer het Sijseelse golfterrein. In de dorpskern van Sijsele zijn er werken aan de gang, zodat ik, cyclocrossgewijs de fiets op de schouders torsend, een eind door het mulle zand moet waden. Op naar Vivenkapelle en Damme. Daar zie ik een schaap, en dat doet mij denken aan een geit die ik eerder tijdens deze onwezenlijke rit waarnam. Die geit had opgekeken toen ik aan kwam rijden, maar was zich al weer te goed aan het doen aan het na de fikse regenbuien van de afgelopen dagen mals geworden gras in de graskant toen ik nog niet eens helemaal voorbij was. Ik zag de geit, dacht dit moet ik straks noteren (niet zozeer die geit zelf maar haar opkijken en dan weer onverstoorbaar voortgrazen), maar was haar alweer vergeten… – Tot ik dat schaap zag, en dat beest deed mij om de een of andere reden aan die geit denken. Wat ik ook zag was een vlaamse gaai die op een prikkeldraad zat en bij mijn nadering opvloog. Samen met twee opvliegende houtduiven – dat moet de eerste keer zijn geweest dat ik een vlaamse gaai samen met twee houtduiven zag opvliegen. U denkt nu: dit is volstrekt onbelangrijk, en u heeft al even volstrekt gelijk. Maar wat wint u daarmee? Tussen Damme en Sint-Kruis hield ik een kilometer of twee een snelheid van 39, dan 37 en ten slotte 36 aan. En dan moest ik weer naar 30. Niet kwaad voor een rit die was gestart met een verkleumd, ja zelfs grieperig gevoel en met pijn in de benen.