zaterdag 29 april 2023

afscheid van mijn digitaal bestaan 299

voor deze rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn verschenen

15 november 2011


APATHIE

Het is zo een van die begrippen die, als je erover begint na te denken, onduidelijk worden. Wat betekent apathisch nu eigenlijk? Heeft het te maken met het niet hebben van gevoelens of met het niet hebben van het vermogen om gevoelens te hebben? Ik denk het tweede. Maar dan zijn we er nog niet. Is dat niet hebben van dat vermogen iets actiefs of iets passiefs? Gaat het om het resultaat van een wilsbeschikking of is het eerder vergelijkbaar met een aandoening? Is het onvermogen structureel of incidenteel? Gaat het vooraf aan het voelen, dat er dus niet komt – of is er juist te veel gevoeld? In de betekenis van ‘lusteloos’ (Van Dale) lijkt het eerste het geval te zijn: dan heeft apathie met luiheid te maken, met de onwil om zich in het gevoel te engageren. Maar we kennen ook de apathie als verweer, als een defensieve houding die zich afschermt van nog meer gevoelens. Wie te veel ergs heeft meegemaakt, of te veel aangenaams, kan apathisch zijn. Apathie is dan een soort van shock, of van oververzadiging.

De apathie als shock ken ik niet. Ik heb, zoals iedereen van mijn leeftijd, wel al een paar erge dingen meegemaakt – maar niet in die mate dat ik in apathie een verweer heb moeten zoeken. Apathie als lusteloosheid ken ik ook nauwelijks: ik ben altijd in de weer. Maar aanvechtingen, tot beide vormen van gevoelloosheid, ja, die ken ik wel.

Apathie lijkt mij een verschrikkelijke aandoening. Met het gevoel, zo lijkt mij toch, lijkt alles, elk engagement, elke inzet, elke beweging en dus elk handelen, te beginnen. De dadenloosheid – waarin de apathie resulteert – lijkt, zo gezien, een vorm van dood zijn.

Niet dat ik onvoorwaardelijke dadendrang wens te promoten. De wereld gaat ten onder aan het onvermogen om stil te staan. Maar beweging lijkt me toch nog altijd een hogere levensvorm dan bewegingloosheid. Je moet regelmatig van plaats, van standpunt, van inzicht veranderen om je vijanden te verschalken – en hier zijn de vijanden: het scleroseren, het dichtslibben, het vervetten, de zelfgenoegzaamheid. De depressie.

Als teken van beschadiging, bijvoorbeeld na een groot verdriet, is apathie, voor zover zij tijdelijk blijft, vergeeflijk. Luiheid op zich, als een compensatie voor geleverde inspanningen: we hebben er allemaal recht op. Maar onverschillige, luie of oververzadigde lusteloosheid, dat staat volgens mij, omdat het een volstrekt negatieve attitude is, gelijk met schuldig verzuim.

6813

 

Brugge, Maricolen - 230318

vrijdag 28 april 2023

afscheid van mijn digitaal bestaan 298

voor deze rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn verschenen

13 november 2011



Je ziet tegenwoordig veel van dit soort foto’s. De banale schoonheid, of de schoonheid van de banaliteit. Vaak frontaal en met oog voor symmetrie. Dat genereert een objectieve, wetenschappelijke, documentaire benadering. Maar dit soort fotografie zegt veel meer. Door onze leefomgeving op deze afstandelijke manier te inventariseren, zonder in eerste instantie uit te zijn op het pittoreske of het historische of het architecturaal relevante, en zonder in die omgeving naar mensen te zoeken, willen we eigenlijk tonen hoe in ons land en in onze ‘gewone’ architectuur door de ‘lelijkheid’ heen een bepaald soort schoonheid naar voren treedt. We leggen die schoonheid op een ironische manier bloot. Maar doordat we – tegelijkertijd – wéten dat we op een andere manier tegen ‘schoonheid’ aankijken dan bijvoorbeeld de bewoners van deze huizen, schurkt die ironie soms gevaarlijk tegen het randje van het toelaatbare aan. Beeld je maar de situatie in dat de bewoner van dit huis naar buiten stapt en je vraagt waarom in godsnaam je deze foto maakt. Dat wordt lastig uitleggen, zonder neerbuigendheid. Hier sta je als fotograaf tegenover, en buiten, een andere leefwereld. En zo toon je het gefotografeerde huis maar meteen ook de relatie tussen jouw wereld, waarin je zo’n blik kúnt hebben, en de wereld achter deze gesloten façades.


6812

 

Brugge, Breidelstraat - 230318

donderdag 27 april 2023

1 * 43,1 * 23,7 * 43,1

 Zuienkerke - Lissewege - Dudzele - Moerkerke - Sint-Kruis



6811

 

Brugge, Stadsschouwburg - 230318

woensdag 26 april 2023

6810


Kortrijk - 230318

dinsdag 25 april 2023

6809

Kortrijk - 230318

maandag 24 april 2023

6808

 

Kortrijk - 230318

zondag 23 april 2023

6807

 

Kortrijk - 230318

zaterdag 22 april 2023

afscheid van mijn digitaal bestaan 297

voor deze rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn verschenen

2 november 2011

APACHEN

Het was ‘der Apachen’ dat ‘Winnetou’ het ‘grote opperhoofd’ was. Tot acht keer toe las ik dat eerste Prismadeel van de Karl May-reeks. Ik impregneerde mezelf met de duidelijke, overzichtelijke wereld van de Duitser die vanuit zijn schrijfkamer ergens in de omgeving van Stuttgart de wereld in goed en kwaad opdeelde. Geen wonder dat hij, met zijn kinderlijk-manicheïstische visie, een van Hitlers favoriete auteurs werd. Maar hij was dat ook voor Einstein, laat ons dus geen al te gemakkelijke conclusies trekken. Mays opsplitsing tussen goeden en kwaden volgde bovendien geen raciale scheidslijnen. Zowel bij blank als bij rood waren goederiken en slechteriken te vinden. Waar het bij de blanken vooral om individuen ging, met Old Shatterhand als notoire good guy, daar speelden bij de Indianen de stammen een decisieve rol in de morele quotering. Ik herinner er mij drie: de Sioux, de Comanchen en de Apachen. En het waren de Apachen die, zij het niet altijd met hun volle goesting, tot de goeden konden worden gerekend. De stugge maar edelmoedige Indianenaristocraat Winnetou stond open voor de importeur van christelijk-Duitse moraliteit Old Shatterhand. Tussen die twee ontstond iets moois, dat veel van mijn vroege ideeën over vriendschap heeft beïnvloed.

6806

Brugge, Leopold II-laan - 230316
goo-goo g'joob

 

vrijdag 21 april 2023

6805

Brugge, Karel de Stoutelaan - 230316

 

donderdag 20 april 2023

6804

 

Oostende, station - 230311

woensdag 19 april 2023

6803

P. - 230311

 

dinsdag 18 april 2023

6802

Brugge, Stil Ende - 230308

 

maandag 17 april 2023

6801

 

Ryckevelde - 230301

zondag 16 april 2023

pauwenveren 39

En nu ontplooiden zich alle stroken van de parasol, alle veren van de pauw, de uitstraling van de golf, de zwaarden en speren van Agincourt toen ze uit haar stoel opstond.


Virginia Woolf,
Maandag of dinsdag, 124


190107

pauwenveren 38

Zoals een parasol met veel stroken, zoals een pauw met veel veren, zijn stroken sluit, zijn veren vouwt, zo vouwde ze zich op toen ze neerzonk in de leren leunstoel.

Virginia Woolf, Maandag of dinsdag, 121

190107

pauwenveren 37

Het had veel weg van een pauw die zijn stijve veren schudt ter voorbereiding van het opsteken van zijn sleep.

Rachel Cusk, Contouren, 184

181202

6800

 

Sint-Andries - 230227

zaterdag 15 april 2023

6799

 

Brugge, Karel de Stoutelaan - 230301

vrijdag 14 april 2023

6798

 

230228

donderdag 13 april 2023

6797

Brugge, Karel de Stoutelaan - 231223

 

woensdag 12 april 2023

6796

230223

 

6795

 

230219

maandag 10 april 2023

notitie 376

IV – 1

Tancred, prins van Salerno, ziet zijn dochter Ghismonda zo graag dat hij draalt met haar uit te huwelijken. Ghismonda is evenwel klaar voor een minnaar en laat haar oog vallen op de hoofse page Guiscardo, geen voorzaat van de latere Franse president. Bij hun onstuimige affaire speelt een onderaardse tunnel een rol . Maar helaas, Tancred betrapt het liefdespaar en koelt zijn jaloezie op gruwelijke wijze. Volgens Ghismonda doet hij dat vooral omdat haar geliefde niet de juiste status bezit om op haar aanspraak te kunnen maken. Zij trekt op geheel eigen wijze haar conclusies uit deze onverkwikkelijke geschiedenis.

IV – 2

Berto del Massa laat als minderbroeder in Venetië onder de naam Alberto van Imola zijn vroegere bestaan als schurk achter zich. Maar eens schurk, altijd schurk. Hij weet, zich voordoend als halve heilige, het vertrouwen van heel wat Venetianen te beschamen. De mooie maar helaas voor haarzelf domme Lisetta Quirini is een van zijn slachtoffers. Alberto maakt haar wijs dat de engel Gabriël, die in de ban is van haar schoonheid, haar graag een bezoek zou brengen, maar dan wel in de gedaante van een mens, meer bepaald een manspersoon, en nog specifieker: Alberto van Imola. De ijdele en domme Lisetta is vereerd en stemt toe. Alberto betreedt dus haar slaapkamer vermomd als Gabriël in de gedaante van Alberto. Lisetta is echter loslippig over haar avontuur en het nieuwtje verspreidt zich over de stad. Alberto/Gabriël kan maar net aan de toorn van Lisetta’s zwagers ontkomen, maar dat is uitstel van executie. De man bij wie hij een schuilplaats dacht te hebben gevonden, weet hem met een list aan de schandpaal te nagelen en zo krijgt onze schurk/minderbroeder zijn verdiende loon.

IV – 3

N’Arnald Civada, een koopman uit Marseille, heeft drie dochters: de vijftienjarige tweelingzussen Ninetta en Magdalena, en Bertella, veertien. Alle drie hebben ze een relatie: Ninetta met de onbemiddelde Rastagnon, en Magdalena en Bertella met de rijke jongelui Folco en Ughetto. Rastagnon ziet in Folco en Ughetto een mogelijkheid om aan zijn onbemiddeldheid te ontkomen. De drie koppels besluiten samen te gaan wonen op Kreta. Na jaren van grote sier en veel plezier aldaar laat Rastagnon zijn onverzadigbaar oog vallen op een plaatselijke edelvrouw. De jaloerse Ninetta vergiftigt hem. Haar misdrijf komt aan het licht. De hertog van Kreta veroordeelt haar tot de brandstapel. Om haar zus te redden, biedt Magdalena aan de hertog van Kreta, die verliefd op haar is, haar seksuele gunsten aan. Folco ontdekt de move van zijn Magdalena – het komt haar op een welgemikte dolkstoot in haar hart te staan. Folco vlucht met Ninetta. De hertog koelt zijn woede op Ughetto en Bertella. Dit koppel weet te ontkomen naar Rhodos. En zo blijft er van de idylle van de drie koppels niets meer over.

IV – 4

De reputatie van Gerbino, de kleinzoon van koning Willem van Sicilië, is zo gunstig dat de dochter van de koning van Tunis, zonder ooit Gerbino te hebben gezien, op hem verliefd wordt. Omgekeerd is de verliefdheid-op-afstand even sterk want Gerbino heeft vernomen dat de koningsdochter over een uitzonderlijke schoonheid beschikt. Door een bemiddelaar vernemen ze van elkaars gevoelens en ze besluiten een gelegenheid te forceren om elkaar te ontmoeten. Maar ondertussen heeft de koning van Tunis zijn dochter uitgehuwelijkt aan de koning van Granada. Dit komt Gerbino ter ore. Hij entert het schip waarop het voorwerp van zijn afstandsliefde naar Granada wordt gebracht. Zijn actie draait uit op een fiasco voor beide geliefden, die elkaar bij leven slechts één keer zullen hebben gezien, maar dan ook niet méér dan gezien.

IV – 5

In Messina beleven Lorenzo en Isabella een prille maar onwettige liefde. De broers van Isabella zijn het daar niet mee eens want Lorenzo is geen heer van hun stand. Ze brengen Lorenzo om en maken hun zusje wijs dat hij voor een verre reis is vertrokken. In een droom laat Lorenzo zijn vergeefs wachtende geliefde van over het graf weten waar dat graf zich bevindt. Isabella graaft Lorenzo op en scheidt diens hoofd van de eraan vasthangende romp omdat het hele lijk meeslepen een te zware klus is. Zij begraaft het hoofd in een basilicumpot. Met haar tranen brengt zij de plant tot volle luister. Haar broers merken haar vreemde gedrag bij de basisilicumplant op en pakken haar de pot af. Isabella kan nu niet anders dan van verdriet sterven.


Giovanni Boccaccio, Decamerone (ca. 1352), vertaling Frans Denissen (2003)



6794

 

Brugge, Sint-Jorisstraat - 230219

zondag 9 april 2023

6793

 

Brugge, Karel de Stoutelaan - 230218

zaterdag 8 april 2023

6792

 

Assebroek, Michel Van Hammestraat - 230211

vrijdag 7 april 2023

gisteren 95

230405

Een al wat oudere man zet een jong Frans koppeltje fietstoeristen vanop de parking van de AS Adventure onder de watertoren van Sint-Kruis op weg naar Sluis. De twee hebben het over ‘Écluse’. Ze kunnen van hieruit binnendoor, en hoeven dus niet meer terug naar de ringweg rond Brugge. ‘Weet je wat,’ zegt die man, ‘ik rijd een eindje mee.’ En zo komt het dat hij verneemt dat ze van Le Mans komen, dat ze daar in de buurt samen met een ander koppel een boerderij hebben gekocht, dat meneer het vorige nacht in de tent koud heeft gehad, ondanks het gezelschap, en dat hij in de vrijetijdszaak een extra deken heeft gekocht, dat hij stellingbouwer is en zijn vriendin landschapsarchitecte – en op die manier komen ze op het ontvolkende platteland in Frankrijk, de teloorgang van de typische dorpjes aldaar, de oprukkende waterschaarste en de conflicten die daaruit voortkomen, de rommelige ruimtelijke ordening in West-Vlaanderen. In Damme, aan de molen, neemt de oudere man afscheid. Hij kijkt, na de twee geluk te hebben toegewenst en een voorspoedige reis verder richting Utrecht, het noordwaarts wegfietsende koppel met enige afgunst na. ‘Straks is het weer aan mij,’ denkt hij.

De bibliotheek is met meer dan 5 miljoen nummers immens. Het aantal opnames van repertoirestukken is duizelingwekkend. Zo staat de Negende sym­fonie van Ludwig van Beethoven in 1.238 versies op de streamingdienst en kan je kiezen tussen 1.651 opnames van Die Zauberflöte.

(DS-online, in een artikel over een streamingdienst met uitsluitend klassieke muziek) 



6791

 

Brugge, Sint-Salvatorskathedraal - 230210

donderdag 6 april 2023

parallel 204

In de omliggende dorpen hier woonden Joodse gezinnen, nu niet meer. Hun geesten waren door de straten. Wij wonen daartussen en doen net of ze niet bestaan. Iedereen denkt liever aan een nieuwe tv.

Ian McEwan, Lessen, 233-234



De mens is gezegend met een gezonde neiging het sinistere uit de weg te gaan en je hoeft ook niet, je hoeft het niet onder ogen te zien, je kunt thuisblijven en een goed boek lezen.

Koos van Zomeren, Meer dan duizend dagen werk, 58


gisteren 94

230404

Waarom is het door mij – in de hoop dat ik er een verhaal aan kan vastknopen, maar ook gewoon uit properzucht – waarom dus is het door mij van het wegdek van het naast het Visartpark gelegen verlengde van de Maria van Bourgondiëlaan opgeraapte warmtegevoelige briefje, waarop staat dat de heer Lauren Malstaf op zitje 21A met vlucht SK 4411 naar Oslo is gevlogen in achten gevouwen? En hoe valt het te verklaren dat de heer Lauren Malstaf op 3 april naar Oslo is gevlogen en dat ik dat briefje nu al, 4 april, in achten gevouwen aantref op het wegdek van het naast het Visartpark gelegen verlengde van de Maria van Bourgondiëlaan? Is de heer Lauren Malstaf dan al terug van Oslo? En heeft hij het briefje doelbewust en achteloos op het wegdek van het naast het Visartpark gelegen verlengde van de Maria van Bourgondiëlaan gegooid na het eerst in achten te hebben gevouwd, of is het, na eerst in achten te zijn gevouwen geweest, onbedoeld, kwansuis dus, op het wegdek van het naast het Visartpark gelegen verlengde van de Maria van Bourgondiëlaan uit de broekzak van de heer Malstaf Lauren gevallen, nadat hij in het aan dit incident voorafgaande etmaal zomaar eventjes op en af naar Oslo is gevlogen met vlucht SK 4411, gezeten op zitje 21A? Wie zal het zeggen?



Toen het bericht van de eenzame oorlog van luitenant Onoda via de radio Japan bereikte, stonden alle harten, de harten van een hele natie, voor een volle minuut stil. Maar Onoda, door een pandemonium van de media ontvangen, was diep teleurgesteld door het consumentisme van de Japanse naoorlogse maatschappij. Voor hem had Japan zijn ziel verloren.

Werner Herzog, Het schemeren van de wereld (2022, vertaling door Marion Hardoar van Das Dämmern der Welt, 2021), 107

6790

 

Brugge, Augustijnenrei - 230207

woensdag 5 april 2023

gisteren 93

230403

Nooit eerder stond ik zo hoog op een ladder. De hoogtevrees zit tussen mijn oren, denk ik tussen mijn oren. Drie uitschuifbare delen met elk wel vijftien sporten en ik moest tot boven op het tweede deel, op een derde van de top, om daar het koord los te maken waarmee de ladder was vastgemaakt aan de stelling. Dat losmaken diende met één hand te gebeuren want de licht wiebelende ladder helemaal loslaten, dat durfde ik niet want achter mij trok de diepte aan mij. De knoop was gelukkig niet strak, en dus lukte het. Ik was blij dat ik even later terug met beide voeten op de grond stond.


Krijsende slachtoffers die uit een dichte veewagen werden gedreven en in paniek een betonnen hellingbaan af renden in de richting van mannen die met een rubberen schort voor en met rubberlaarzen aan, gewapend met een taser in een centimeters diepe bloedplas stonden, flitsende messen die kelen doorsneden, naakte lichamen die met kettingen om de achterpoten waren opgehangen en naar reusachtige klapdeuren werden getransporteerd, waarachter een witte vlammenstraal oplaaide, waarna de rondtollende karkassen in kokend water door ronddraaiende trommels met stalen tanden werden schoongespoeld, jankende cirkelzagen, stapels varkenskoppen met opengesperde ogen en bek, vaten met glanzende ingewanden die werden leeggekieperd, waarna de inhoud via steile blikken stortkokers naar brullende maalmachines gleed, die er hondenvoer van maakten.

Ian McEwan, Lessen (vertaling door Harm Damsma en Niek Miedema (2023) van Lessons (2022)), 91

6789

Luxembourg - 230206

 

dinsdag 4 april 2023

gisteren 92

230402

▲ Een Russische fascist wordt in Sint-Petersburg opgeblazen nadat hij een beeldje, dat hemzelf voorstelt, in ontvangst heeft genomen. Een buste met daarin een bom. Vandaar het nieuwe woord (met erotische connotatie) in de krant: ‘bustebom’. Slim gezien, overigens, want de blogger, alleen in dat opzicht een collega van mij, zal wel ijdel genoeg zijn geweest om het cadeau zonder argwaan in ontvangst te nemen, moet de aanslagpleger hebben gedacht.


Meestal de weemoed: dit is ook mijn grond. Uitgestrekte, licht glooiende velden vol witte grafstenen waaronder duizenden soldaten rusten; hier huist de dood in de klei en elk jaar slaagt hij erin nog een landbouwer of enkele spelende kinderen zijn rijk binnen te lokken – de bloot geploegde mortiergranaten zijn plots opbloeiende bloemen van het kwaad. Altijd dat wee moment, terwijl het landschap aan je voorbijglijdt, altijd die gedachte aan die jonge jongenslichamen die zo ver van hun heimat gestrand zijn, die net voor ze sneuvelden nog zoveel verschrikkingen hebben gezien, die zich zo verloren moeten hebben gevoeld.

Roderik Six, in Thomas Blondeau & Roderik Six, De boekendokter (2014), 234 

6788

Luxembourg - 230206

 

maandag 3 april 2023

6787

Luxembourg, Hôtel Perrin - 230206

 

zondag 2 april 2023

Irvin D. Yalom, De Schopenhauer-kuur

notitie 375


GOOI HET IN DE GROEP


Lang geleden las ik Nietzsches tranen (When Nietzsche Wept, 1992). Ik herinner mij van dat boek enkel nog een onbehaaglijk gevoel en de bijbehorende wrevel omdat het zoveel succes had. Onlangs haalde de intussen hoogbejaarde psychiater Irvin D. Yalom Spinoza door zijn mangel (The Spinoza Problem, 2012), en ondertussen had hij ook al eens Schopenhauer op zijn sofa laten plaatsnemen: The Schopenhauer Cure, 2005). Toen J. me vertelde dat ze dat boek in het kader van haar cursus psychologie moest lezen, besloot ik samen met haar mee te lezen, misschien konden wij dan eens over het boek van gedachten wisselen. Dat ik hier al een paar jaar een ongelezen gebleven exemplaar van de vertaling had staan, vormde een extra motivatie – en de samengevoegde motivaties verdrongen het onbehagen van bijna drie decennia geleden.

Ik heb het boek uit en nu weet ik weer waar dat onbehagen mee te maken had.

Irvin D. Yalom is een gerenommeerd psychiater, gespecialiseerd in de ‘existentiële psychotherapie’. Behalve boeken over zijn vakgebied heeft hij ook negen fictieboeken geschreven. Waaronder dus die drie filosofenromans.

Nu ja, ‘fictie’ en ‘roman’, dat zijn in het geval van Nietzsches tranen en De Schopenhauer-kuur discutabele genreaanduidingen. Hoewel het label ‘roman’ op titelpagina en cover er weinig twijfel over laat bestaan in welke kast – of als u er maar één hebt, op welke plank – u dit boek een plaats moet geven, luidt de omschrijving in het ‘Dankwoord’ toch minder eenduidig: ‘vreemde mix van literatuur, psychobiografie en psychotherapeutische pedagogiek’. Dat is wat mij betreft veel accurater dan ‘fictie’ en ‘roman’. Maar die ‘vreemde mix’ maakt een boek als De Schopenhauer-kuur natuurlijk wel minder verkoopbaar en bestsellerfähig. En dus probeert men het als ‘roman’ te slijten.

Irvin D. Yalom is de bedenker van een recept, misschien heeft hij er wel een patent op. Hij brouwt en mixt een papje waarvan de belangrijkste ingrediënten vakkennis en -ervaring zijn, en brengt het gerechtje vervolgens op smaak met de inspiratie die hij uit enkele grote filosofen perst. Op zich niets op aan te merken – we kennen het werk van een succesauteur als Alain de Botton, die min of meer hetzelfde doet. Maar de argeloze liefhebster van romans kan maar beter weten waar zij aan toe is wanneer zij zich in de afdeling fictie van haar boekhandel of bibliotheek door Yalom laat verleiden.

Eigenlijk is De Schopenhauer-kuur een laboratoriumopstelling. Yalom knutselt in zijn witte stofjas een paar retorten, bolkoelers, reageerbuizen, een druppeltrechter en een Liebigkoeler in elkaar, stort een vloeistof in het maatvat, zet er de gasvlam van zijn onstuitbare didactische inspiratie en verteldrang onder en kijkt vergenoegd toe hoe het zaakje begint te pruttelen en borrelen dat het een lieve lust is. Ik wil maar zeggen: het hele opzet is niet veel meer dan een functionele constructie; literaire schoonheid is niet Yaloms eerste bekommernis. Wat je van een ‘roman’-schrijver toch zou mogen verwachten.

Julius Hertzfeld, een psychiater met een stevige reputatie, is ziek en heeft van zijn arts het vooruitzicht op nog één levensjaar gekregen. Hij ziet daarin geen reden om te stoppen met het leiden van zijn therapiegroep. Een van de deelnemers is Philip, een therapeut-in-opleiding die enkele jaren eerder al eens een individuele maar teleurgestelde patiënt was van Julius. Nu komt Philip, die na die mislukte therapie in een intensieve lectuur van de ‘grote mannen’ (71) dan toch zijn soelaas heeft gevonden, bij Julius de therapeutenstiel leren.

Patiënte Pam is in de eerste sessies waarvan we getuige zijn afwezig: ze is op reis naar India om daar in een meditatiecentrum oosterse levenswijsheid te vergaren.

En dan zijn er nog Bonnie, Tony, Stuart, Gill, Rebecca… Uiteraard probeert Yalom alle leden van de groep zoveel mogelijk van elkaar te laten verschillen, kwestie dat er van alles kan ‘gebeuren’. Ze worstelen met hun zelfbeeld, met zingeving, met verslaving, met gevoelens van minderwaardigheid, met hun huwelijken. (Schopenhauer beschouwt het huwelijk als ‘een schuld die je in je jonge jaren op je neemt en waar je tot in lengte van jaren de tol voor moet betalen’. (141))

De hoofdstukken waarin Yalom met pijnlijke precisie en uitermate nadrukkelijke didactiek verslag uitbrengt van de sessies van de groepstherapie – zo gedetailleerd dat het wel haast niet anders kan dan dat hij zich minstens gedeeltelijk heeft gebaseerd op ervaringen uit zijn praktijk – worden afgewisseld met biografische hoofdstukken over Arthur Schopenhauer, met toelichtingen bij diens filosofie. Waar Philip in de sessies de colporteur is van Schopenhauers pessimistische en misantropische gedachtegoed, zal het de lezer niet verbazen dat Schopenhauers – in de West-Europese cultuur zeer vroegtijdige – preoccupatie met het boeddhisme door Yalom via India-reizigster Pam wordt binnengesmokkeld. Een ander vrouwelijk sessiedeelneemster, de mooie Rebecca, treedt op als de onontbeerlijke critica van Schopenhauers beruchte misogynie.

Ik vermoed dat enkel mensen die geïnteresseerd zijn in psychiatrie, meer bepaald groepstherapeuten in spe, echt hun voordeel kunnen doen met de lectuur van dit boek. Wie meer wil weten over Schopenhauer vindt vast meer naar zijn gading in de lijst met geraadpleegde boeken die is opgenomen in het al vermelde ‘Dankwoord’. Yalom noemt onder meer het (in het Nederlands vertaalde) boek van Rüdiger Safranski Arthur Schopenhauer. De woelige jaren van de filosofie (1990) een ‘briljante biografie’. Uiteraard mag ook het werk van de knorrige filosoof zelf niet worden versmaad, al was het maar omdat Yalom hem toedicht wat hij zelf niet vermag te bereiken: literaire kwaliteit. Wat wel een beetje pijnlijk is voor iemand die zijn hoofdpersonage Julius, met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid een alter ego van de auteur, laat verzuchten dat hij zo graag een ‘echte schrijver’ zou zijn: ‘(...) Julius wilde ook zo graag een literator zijn. Hij had daartoe decennialang intriges voor korte verhalen verzameld, sommige ontleend aan zijn praktijk, andere ontsproten aan zijn verbeelding.’ Waarmee meteen ook mogelijk heikele privacykwesties van de baan zijn.


Irvin D. Yalom, De Schopenhauer-kuur (vertaling door Hannah Jansen (2015) van The Schopenhauer Cure (2014))



6786

Luxembourg, Musée national d'histoire et d'art – 230205

 

zaterdag 1 april 2023

parallel 203

Toen ik jong was, zag ik het heden altijd als een voorspel tot iets beters, wat nog zou komen. En toen, toen ik ouder was geworden, kwam ik er op een dag achter dat ik het tegenovergestelde deed: ik wentelde mij in nostalgie. Ik ben tekortgeschoten in het genieten van het moment (…).

Irvin D. Yalom, De Schopenhauer-kuur, 113

(…) bij alles wat hij deed werd hij achtervolgd door het idee dat er elders een grotere vrijheid bestond, een vrijgesteld leven dat net buiten zijn bereik lag en dat hem blijvend zou worden ontzegd als hij een onverbrekelijke verbinding aanging. Zodoende liet hij allerlei kansen onbenut en had hij te kampen met periodes van langdurige verveling. Hij zat te wachten tot het bestaan als een toneeldoek open zou gaan, op een handreiking die hem in staat zou stellen het verloren paradijs opnieuw te betreden.

Ian McEwan, Lessen, 68


gisteren 90

230331

De Indiase restaurantuitbater betreedt kwaad zijn zaak en richt het woord tot ons. In onvolmaakt Nederlands maar toch: in het Nederlands. (Wiens Nederlands is volmaakt?) En met een Brugse tongval bovendien. Hij doet zijn beklag. Een blanke man, een arbeider, stratenmaker of installateur van een of andere nutsvoorziening, dat wordt niet duidelijk, heeft hem net aangesproken op zijn huidskleur. Op straat, voor zijn zaak. Dat de Indiër hier niet thuishoort. Dat hij naar zijn land moet terugkeren. Dat hij, de blanke man (arbeider, stratenmaker of installateur) daar wel zelf voor zou als zijn partij straks aan de macht komt. De restaurantuitbater is ontdaan. En kwaad. ‘Ik woon en werk hier al vijfentwintig jaar. Ik betaal belastingen. Ik ben met alles in orde. Ik spreek jullie taal.’ Ik ben getuige van een getuigenis van onversneden racisme. Ik spreek dezelfde taal, heb dezelfde kleur als die Vlaams Blokker. Ik vraag de restaurantuitbater om ons niet allemaal over dezelfde kam te scheren. Wij zijn niet allemaal zo. ‘Dat weet ik,’ zegt hij. We glimlachen elkaar vriendelijk toe. Maar er is een wonde, die schrijnt.


(…) bij alles wat hij deed werd hij achtervolgd door het idee dat er elders een grotere vrijheid bestond, een vrijgesteld leven dat net buiten zijn bereik lag en dat hem blijvend zou worden ontzegd als hij een onverbrekelijke verbinding aanging. Zodoende liet hij allerlei kansen onbenut en had hij te kampen met periodes van langdurige verveling. Hij zat te wachten tot het bestaan als een toneeldoek open zou gaan, op een handreiking die hem in staat zou stellen het verloren paradijs opnieuw te betreden.

Ian McEwan, Lessen (vertaling door Harm Damsma en Niek Miedema (2023) van Lessons (2022)), 68

6785

Luxembourg, Musée national d'histoire et d'art – 230205