vrijdag 16 april 2010

dag 951 – 100324 – woensdag

Hoe werkt het geheugen? Hoe werkt het als je je van alle zinnen en woorden die je de vorige dag hebt gehoord bij het ontwaken plots die ene woordcombinatie – vanmorgen was het de truttige uitdrukking ‘best practices’ – voor de geest haalt, zonder enige aanleiding? Het is daar blijven hangen. Ja, je herinnert je dat je er een half etmaal eerder even bij hebt stilgestaan – in tegenstelling tot al die andere woorden en zinnen waar je niet meer dan een onbedachtzame aandacht hebt besteed –: ‘Waarom moet dat in het Engels?’, maar dat was echt niet een uitgesproken, veeleer zelf ook al een half onbewuste gedachte. Zeker niet genoeg om net die ene uitdrukking uit de vergetelheid te redden waarin inmiddels ongeveer al het andere van gisteren is weggezonken. Hoe werkt het geheugen als daarin van alle muziek die twee dagen eerder op je iTunes en iPod is voorbijgekomen net die ene flard resoneert – opnieuw bij het ontwaken en opnieuw zonder enige aanleiding? Het is een stuk melodie, je denkt ook muzikaal, blijkbaar. Het is blijven haken, en dit keer niet omdat je het bewuster dan de rest hebt beluisterd. Maar er moet een affect of zo aan blijven hangen zijn, een associatie – en het heeft vaak een positieve weerklank als zoiets gebeurt. Het is heel vaag, en het is zo weer weg. Maar het komt in de loop van de dag nog wel een paar keer terug – om dan weer voorgoed te verdwijnen. Ja, het gaat om muziek van twee dagen geleden: muziek heeft, in tegenstelling tot taal, een bezinktijd van 48 uur. Hoe werkt het geheugen als je, nu, met de lente en het begin van het wielerseizoen in het verschiet, af en toe, op gezette tijden, flarden voor je geestesoog ziet verschijnen van stukken van het traject waar je vroeger, tot een jaar of vijf geleden, zeer regelmatig ging fietsen? Niet het traject van de voorbije vijf jaar, vreemd genoeg. Het zijn stukken van de wegen in de buurt van de Damse Vaart tussen de Siphon en Donk, nu eens het ene en dan weer het andere – plekken in elk geval waar je alleen bij het fietsen kwam, en het is alsof in dat herinneren een verlangen wordt uitgedrukt om die plekken terug te zien, fietsend, en dus om te fietsen. Hoe werkt het geheugen en waarom werkt het zoals het werkt? Waarom selecteert het op die manier? Op basis waarvan bepaalt het de intensiteit waarmee sommige zaken terugkeren en hoe wordt het tijdstip waarop dat gebeurt ‘uitgekozen’?