woensdag 4 december 2024

een mooi moment, vorige week 82

241126

PERIPETIE

Eenenvijftig dagen nadat ik, correct geadresseerd, mijn zending voor Dirk E. op de bus had gedaan, krijg ik haar terugbezorgd: ‘adresse insuffisante/incorrecte // adres onvolledig/onjuist’. Dat staat op de rode sticker-met-streepjescode die over het door mij op de enveloppe geschreven adres is aangebracht, alsof de beambte – ik ga ervan uit dat het een mens was – wil verhinderen dat ik zou verifiëren of het wel het juiste adres was. Ik weet zeker dat het het juiste was want nadat Dirk mij, zeer geduldig want pas een drietal weken na zijn bestelling en overschrijving, op de hoogte had gebracht van het feit dat hij nog steeds mijn boek niet had ontvangen en ik hem een tweede zending had gestuurd, uiteraard naar hetzelfde adres als de eerste, heeft hij die tweede zending wel degelijk in goede orde ontvangen. Eind goed al goed – behalve dan dat ik drie ‘1’-postzegels, een envelop en een boek kwijt was, maar het verschil tussen het totaal van druk- en verzendingskosten enerzijds en de door mij gevraagde verkoopprijs anderzijds dient nu net om dit soort incidenten op te vangen. Maar kijk, nu krijg ik toch alvast dat boekexemplaar terug, dus dat is alvast niet verloren.

Blijft de vraag wat mijn eerste zending gedurende eenenvijftig dagen allemaal heeft meegemaakt. Hoe zag haar peripetie eruit? Door hoeveel handen is het pakje gegaan? Waar is het allemaal blijven liggen? Op welk schap? In welke lade? In wiens brievenbus – tot het daar werd aangetroffen door iemand voor wie het niet bestemd was, en die dan zo eerlijk is geweest het niet open te maken en het aan de facteur van de volgende dag, of een van de volgende dagen, of de week daarop, terug mee te geven? Wie heeft beslist dat er dan toch iets mee moest gebeuren? Hoe komt het dat het dan uiteindelijk toch niet verloren is gegaan? Ja, het is op zichzelf een nieuw verhaal.






7397

240904


dinsdag 3 december 2024

een mooi moment, vorige week 81

241125

HET GELUID VAN GEBROKEN GLAS

Wat kan gebeuren, zal gebeuren. Er bestaat een atoombom, dus reken maar dat hij zal vallen. Dat verkeersbord staat daar gevaarlijk midden op het fietspad, dus zàl er ooit wel eens iemand tegenaan knallen. Als er een wiel kan afdraaien, zàl het ook afdraaien.

Het is een wijsheid die me al veel droefenis over tegenslagen heeft helpen overwinnen.

Ik heb in mijn huisraad weinig waardevols, maar toch een paar favoriete objecten. Zo eet ik het liefst mijn ontbijt uit een halfgrote kom van keramiek, een met verticale strepen versierd groen werkstuk van een pottenbakster uit mijn kennissenkring – maar omdat ik hem bijna dagelijks gebruik, weet ik vrijwel zeker dat ik hem ooit eens zal breken… Of neem dat favoriete bierglas: een kelk voor trappist van Rochefort. Niet alleen is het mijn mooiste glas, het heeft volgens mij ook de beste vorm voor dat soort bier. En het laat zich gemakkelijk afwassen. Dat doe ik met de hand want niet alleen ben ik geen voorstander van afwasmachines, ik heb er ook geen. Maar in de handafwas kan er al eens een accidentje gebeuren. Een tik met een glas tegen de kraan en ja, je hebt prijs.

En een glas met een barst in, hoe klein ook, kun je niet meer als glas gebruiken. Die ene barst verandert het glas van waardevol gebruiksvoorwerp in waardeloos ding. Wie heeft er nu iets aan een gebarsten glas. Het klinkt om te beginnen al anders.

Rochefortglazen vind je moeilijk. Zeker niet in het tweedehandse circuit. Ik dacht niet dat ik er zo gemakkelijk een zou vinden. Maar kijk, in de eerste winkel die ik aandoe, staat er een op mij te wachten. Eentje maar, tussen een hele batterij glazen van Chimay en ander lekkers. Uitnodigend glanzend, verleidelijk met zijn vergulde rand. En intact. Wel drie keer zo duur als de andere glazen op hetzelfde schap, maar we blijven met 2 euro nog binnen de rede.

Nu heb ik twee Rochefortglazen. Het échte, oorspronkelijke glas (al weet ik niet meer waar ik het heb gevonden of verworven), dat ik al in het glaskarton had klaargezet voor transport naar de glasbol, en zijn intacte plaatsvervanger, die dat eerste glas en die pijnlijke tik tegen de kraan moet doen vergeten.





7396

Ryckevelde - 241104


maandag 2 december 2024

Johan Clarysse, Het geduld van water

notitie 461


Kiezen voor de picknick


Wat staat je te doen als de jaren te talrijk worden, als ze elkaar opvolgen ‘in nakende verjaardagen’, als er zeepbellen worden geblazen ‘als voor een laatste verjaardag’? Dichter en schilder Johan Clarysse zoekt ‘in blessuretijd’ naar een antwoord op deze vraag.


Pendelend tussen
wat voltooid is en onaf,
tussen het kind en het badwater,
tussen moederhart en getal,

speel ik in blessuretijd.


Hoeveel zit er niet in deze twee strofen, de laatste van Clarysses debuutbundel Het geduld van water! Pendelen is een ruimtelijk begrip, maar drukt ook een aarzeling uit (enerzijds-anderzijds) en een zoeken naar zingeving. Tussen het onaffe en het voltooide bevindt zich het maken. In de impliciete uitdrukking die werkt met de woorden ‘kind’ en ‘badwater’ resoneert de wil om niet te vroeg voor de mislukking te capituleren. Het ‘moederhart’ en het ‘getal’ drukken de tijd van leven uit tussen het kloppen van het bloed in de schoot en het nog in te vullen jaartal op de zerk. En het woord ‘blessuretijd’ geeft aan dat er een tekort is, maar dat er nog een mogelijkheid rest om dit tekort teniet te doen. Door te spelen. Of toch minstens te doen alsof: ‘Laten we (…) / / doen alsof de aarde een zevende hemel is’.


Soeverein en genadig vier ik
de dagen die mij resten.


Clarysse pleit voor een positief voluntarisme. Tegen beter weten in misschien. Op een zerk kun je twee dingen doen: picknicken of huilen. Hij kiest voor picknicken. Voor ja zeggen, voor het lot omarmen: ‘Omhels de okertint in je vergrijzen / en alles wat je niet geworden bent.’

En verder, in dat zelfde ‘Zelfhulpgedicht’: ‘Zet alle ramen open.’ De dichter heeft de les van zijn vader, zijn ‘rechter en vriend’, goed onthouden: ‘Uitzicht, zei je, is iets wat je maken moet’. Uitzichtloosheid verdwijnt met andere woorden niet vanzelf. Precies dat maakt het portret van de grootmoeder, in de cyclus ‘Breinmist’, zo treurig:


Ze vraagt of vandaag
de hele dag wil blijven,
de wacht houdt aan haar raam
en verte bewaart voor later.


Je ziet het en je weet dat, in haar geval, er geen later meer komt. Maar ook in blessuretijd is het misschien al te laat voor dat ‘voor later’. Vandaar: ‘Zoek het niet te ver, zeg jij, / het heden laait nog’.

Clarysse stelt enkele manieren van spelen in blessuretijd voor.

Je kunt je terugtrekken in de cocon van de huiselijkheid:


We praten over appeltaart, de kunst
van het ontvlekken, roze bietenmousse
en in de boze wereld buiten:
schaliegas,
wir schaffen das, oorlogsgedruis.

In dit citaat staat ook het woord ‘kunst’, afgezonderd en dus verzelfstandigd door het enjambement. Geen toeval is dat uiteraard – (en toeval is ‘orde die wij / niet zien’, maar dat geheel terzijde) – want op die manier komt de kunst binnen als een tweede mogelijkheid (naast de huiselijkheid). ‘Als we de horizon zijn kwijtgeraakt,’ bijvoorbeeld door het raam te sluiten, of door toe te geven aan de verleiding om te huilen op de zerk, ‘laten we die opnieuw verzinnen’. Clarysse roept de kracht van de verbeelding in. En van het geloof erin:Laten we (…) / geloven in de zachte leugens / van de kunst’.

En daar, in de kunst, speelt deze kunstenaar op twee tafels tegelijk va banque: het dichten en het schilderen. Beide brengt hij met de liefde in verband, nog een door hem gesuggereerde mogelijkheid om het raam te openen en een nieuwe horizon te zien. Maar in beide gevallen zijn de scharnieren stug en geven maar moeilijk mee.

In het dichten schieten woorden altijd tekort. De dichter kan alleen maar naderen: ‘het woord dat op zijn grenzen stoot / stilte die is uitgepraat’. Net zo is het kijken van de schilder altijd ontoereikend: het oog ziet ‘enkel / fracties en fragmenten’. Maar de dichter maakt een onderscheid tussen zien en kijken. ‘Zien is een daad’, zo luidt de titel van een van zijn gedichten, en daarin zegt hij: ‘Het vreemde van zien is / dat het ophoudt met kijken / en dat we er stil van worden.’ Dat met andere woorden de taal tekortschiet als we datgene waar het echt om gaat te zien krijgen.

Wanneer gaat het er echt om?

‘Uitzicht is iets wat je maken moet’. De schilder heeft kleuren tot zijn beschikking. Hij houdt niet van de schreeuwerige hoofdkleuren blauw, geel en rood. Neen, hij valt voor ‘grijze hond, kinky rood, sissend erts, / assepoester roze’. Het zijn ‘[k]leuren uit achterbuurten, / huizend in vochtige kamers, / in licht dat hapert aan de ramen’. (Daar heb je die ramen weer.) Maar de dichter besluit dit schildersgedicht:


Zo kijk ik om me heen:
als een schilder die in zijn schakeringen
het wit van de dood legt.


Wit, zo heeft de dichter van zijn rechter en vriend geleerd, is ‘een optelsom van kleuren’. Maar wit is ook de kleur van de dood. In wit valt niets meer te onderscheiden. In wit kun je niets meer zienzoals we weten van de beroemde sneeuwstormpassage in het vandaag precies honderd jaar oude meesterwerk van Thomas Mann.

Ook de liefde wordt in stelling gebracht. Tégen het wit, tégen de sprakeloosheid, tégen de gesloten ramen. Clarysse heeft het zeer onnadrukkelijk over de liefde, en even onnadrukkelijk verknoopt hij de liefde met de woorden van de dichter en met het oog van de beeldend kunstenaar.

Clarysse speelt graag met gezegden en spreekwoorden. Met clichés ook. Hij doet de geijkte uitdrukkingen wankelen en houdt zo het luie denken van de lezer alert. In het tweede gedicht van de cyclus ‘Rechter en vriend’ heeft hij het bijvoorbeeld over ‘dertien stielen zonder ongelukken’ en over ‘perken en palen’. En zo zinspeelt hij in het vierde gedicht van diezelfde cyclus op de titel van een bestseller in het katholieke Vlaanderen van zijn – en mijn – jeugd:


Morgen schrijf ik jou een brief
over hoe het mij vergaat en over het werkwoord
liefde dat zich niet gemakkelijk laat verbuigen.


Hier raakt de liefde de ontoereikendheid van het woord.

‘Haar ogen (…) / leren mij dat kijken aanraken is.’ Gezichtsvermogen en tastzin zijn voor Clarysse de belangrijkste organen, of zintuigen, van de liefde. (Zintuigen: tuigen om zin te maken.) Het oog van de liefde is hetzelfde oog dat hij voor zijn schilderkunst zo nodig heeft. De interactie met de geliefde verloopt, behalve via het aanraken en het dagelijkse leven in de cocon met zijn beschouwingen over bietenmousse en schaliegas, in hoofdzaak via het kijken. Het kijken naar en zien van elkaar vormt en bevestigt en versterkt de liefde. Maar het zien van de ander is altijd ook een introspectie:


Hoe zij zich schikt naar mijn blik,
mooier wordt als ze mij ziet.


Helemaal los van het cliché (‘liefde is een werkwoord’) komt Clarysse in het prachtige gedicht ‘Alziend oog’. Ik noem het prachtig omdat het zowel toegankelijk als diepzinnig is, en omdat, dat spreekt vanzelf, de inzichten en de wijsheid waarvan het getuigt mooi zijn verwoord:


Was ik een boek, je zou mijn rug strelen
en de letters stelen uit elk blad.
Een wiskundig vraagstuk, je zou me oplossen
met wetten geschreven door vergeten dichters.

Was ik het heelal, jij zou mijn big bang zijn,
het parallelle universum aan mijn voeten.
Een amoebe, je zou je inleven
in mijn primitieve, cellulaire ziel.

Was ik een orkaan, je zou schuilen
in mijn alziend oog.
De kroeg om de hoek,
je zou je bedrinken en in mijn
eenzame schoenen gaan staan.

En was ik jou,
je zou in de spiegel kijken
tot je mij ziet.


Het geduld van water is een bijzonder sterke debuutbundel. Ingetogen en wijs, getuigend van plezier in het spel, diepzinnig in de beschouwingen over leven en zin in het licht van de ouderdom en de sterfelijkheid, en vooral ook een boeiende inkijk in het leven van deze dubbelkunstenaar.


*


Johan Clarysse, Het geduld van water, Uitgeverij P, 2024




driekleur 567

(…) dan kijken we naar de foto van die zatlap, die net zo geniaal was als die andere twee, betuigen we eer aan de restjes van de rode vlier die daar als een wachtpost aan zijn hoofdeinde staat… men zegt dat toen hij als ongelukkig man stierf… dat toen de rode vlier in Moskou bloeide en dat zijn lijkkist bedolven werd onder een dikke laag rode vlierbesbloesem… want voor de Russen is een dichter een profeet, een bard, en daarna gaan we met het laatste bosje bloemen naar een gedenksteen, zwart en van marmer en concaaf als die spiegeloppervlakken met een straal van tien meter… en daar, Dubenka, weet u waar het daar om gaat? Daar een beetje links is de val van Icarus… van goud… en daar aan uw rechterhand is een gouden gelaat, u zult vast zeggen, is dat niet Lenin?

Bohumil Hrabal, Praagse ironie, 206


driekleur 566

(…) toen eenmaal boven aangekomen dat jochie met het rode jasje en gouden knopen en met die zwarte hoed op, versierd met hanenveer, op de grond was gesprongen, gaf die mij een teken (...)

Bohumil Hrabal, Praagse ironie, 50


een mooi moment, vorige week 80

241124

ZWART-WIT

Het is mooi weer vandaag, maar veel te warm voor de tijd van het jaar en erg winderig. Sabine legde het deze middag uit op de radio: we zitten op de uiterwaarden van storm Bert, die de voorbije dagen voor nogal wat miserie zorgde in Ierland en Noord-Engeland. Een strakke zuidenwind voert rechtstreeks lucht uit Afrika aan. Doordat het – door Bert – zo hard waait, krijgt die lucht nauwelijks de tijd om af te koelen. En daardoor wordt hier het dagrecord met zomaar eventjes één punt zeven graden Celsius ‘gebroken’.

Maar goed, we denken er niet aan op onze wandeling in de Meersen. We hebben het te druk met koetjes en kalfjes: de toestand van de wereld, het klimaat, de halve of hele charlatans, criminelen en clowns waarmee Trump zijn regering samenstelt, en nog enkele andere akkefietjes. Maar dan staan we toch even stil bij de temperatuurwaarden van vandaag. Het stilaan uitzichtloze en wanhopigmakende daarvan. Het opiniestuk van Nic Balthazar gisteren in De Standaard. De open brief van Valerie Trouet vandaag in De Morgen. Die er de brui aan lijkt te geven.

Zijn de meningen van deze klimaatactivisten – want dat is Trouet nu toch ook – voldoende genuanceerd? Zijn er eigenlijk nog wel andere standpunten mogelijk dan deze die noodsignalen, of noodkreten, uitsturen?

Op het einde van onze wandeling komen twee aanpalende weiden in zicht. Op de ene zit een regiment kauwen, op de andere een peloton meeuwen. De kauwen vliegen in formatie op en laten zich collectief wegwaaien. Dat doen ze graag, kauwen: spelen met de wind. Ook de meeuwen vliegen op. Maar zij zijn niet zo speels als de kauwen. Ze zijn pragmatischer, beredeneerder, minder exuberant. Een zwarte vlucht en een witte vlucht. Twee soorten, elk met een eigen aard, elk op zijn eigen veld. Een ornithologisch schaakbord. Zullen ze zich vermengen? Zouden ze zich ook zorgen maken over de temperatuur? Of zich er dan minstens over verbazen? De warmte van vandaag als ongewoon aanvoelen?


Valerie Trouet: https://www.demorgen.be/meningen/ik-heb-het-u-gezegd-en-u-heeft-uw-schouders-opgehaald-trek-uw-plan-het-zijn-uw-kinderen-bescherm-ze-zelf~b036317a/

Nic Balthazar: https://www.standaard.be/cnt/dmf20241122_97302967





7395

Ryckevelde - 241104


zondag 1 december 2024

een mooi moment, vorige week 79

241123

COMFORTZONE

Een donkere en sombere namiddag. Ik heb de hele tijd het boodschappen doen uitgesteld en kom daar dientengevolge maar net voor het invallen van de duisternis, reeds vanaf halfvijf, van terug thuis. Het begint te waaien en te regenen. Ik betreed met volle tassen mijn woning, mijn arendsnest, mijn hol. Ik draai de verwarming een graadje hoger en laat de rolluiken neer. Het voelt als inbunkeren, overwinteren, ingraven. Ik sluit de boze wereld, die me elke dag meer verontrust, buiten. De steeds verder uitdijende infantiele reclameblokken op de radio – zeg Aldi, was is de knaldi? –, de lichtspektakels die de horden naar de stad lokken zoals een kaars dat met motten doet, Poetin met zijn nieuwe raketten, de provocaties van Trump, de genocide in Gaza en Libanon en onze stuitende apathie en onvermogen daarbij, de warmterecords in Ukkel en de sputterende klimaatconferentie. De domheid, de onverdraagzaamheid, de lelijkheid. De wereld. Ik laad mijn proviand uit en vul de voorraden aan. Ik kan er weer een tijdje tegen. Ik trakteer/troost mezelf op/met een glas wijn. Straks steek ik een slaatje in elkaar en bekijk ik een film. Maar eerst nog wat Hrabal lezen. Wat is het leven toch mooi!






een mooi moment, vorige week 78

241122

VOORSTELLING OVER DE WERELD ALS WIL EN VOORSTELLING

Y., een oude schoolkameraad en inmiddels antropoloog, liefhebberend filosoof en cinefiel, trakteerde me op een avondje Schopenhauer: de door Stefaan Van Brabandt geschreven en door Damiaan De Schrijver gebrachte monoloog over de norse en forse filosoof-met-de-poedel die stelde dat het alleen maar beter kan gaan als je ervan uitgaat dat het eerst slechter wordt. Of zoiets, ik zou het eens moeten nalezen in de vele honderden bladzijden De wereld als wil en voorstelling en Parerga en paralipomena die hier nog altijd op mijn tijd en toewijding staan te wachten. Er is geen vrouw die deugt heb ik net nog eens gelezen. De titel van die essaybundel is misleidend. Niet omdat vrouwen wél zouden deugen, maar natuurlijk omdat er ook geen man is die deugt. Het boek met de vrolijkmakende titel De wereld een hel moet ik dringend ook nog eens herlezen.

De voorstelling is een voorbeeldig door Van Brabandt uitgestippelde didactische uitstap naar de metafysica en ethiek van een filosoof die we allemaal van naam kennen maar van wie we – enfin, ik zal voor mezelf spreken, van wie ik dus maar zelden iets lees, hoewel ik daartoe om de haverklap wordt aangezet wanneer door mij bewonderde schrijvers naar hem verwijzen. Dat Van Brabandts didactische opzet werkt, ondervind ik aan den lijve wanneer ik de volgende dag proefondervindelijk vaststel dat ik nu wél de resumé van Thomas Mann begrijp die ik – dat kan ik zien aan de na een tiental bladzijden achterwege blijvende met potlood aangebrachte onderstrepingen en markeringen in de marges – zevenentwintig jaar geleden niet begreep. Of toch min of meer. Uiteraard passeren in de voorstelling behalve zijn voornaamste denkbeelden ook de belangrijkste levensfeiten van Arthur de revue: de zelfmoord van zijn vader, de dominantie van zijn moeder, de comfortabele levensomstandigheden, de verloren strijd met Hegel, het zeer lange uitblijven van succes, de eigenzinnige levenswandel. De Schrijver, ik bedoel de acteur met die naam, brengt de monoloog met overtuiging, uitstekende articulatie en intonatie, en humor. De regie en de rekwisieten vallen wat mager uit. Eigenlijk spelen enkel een barkruk en een plastic fles met mineraalwater een rol. De imposante baard van de acteur is echt, zo kon ik achteraf in de foyer vaststellen want hij hing er nog aan.





7394

240925