Er stond een hond te vissen
aan zee bij Callantsoog.
En telkens als zijn dobber zonk,
dan ging zijn staart omhoog.
En telkens als het mis was,
dan rammelde zijn maag,
dan kwam de dobber boven
en ging zijn staart omlaag.
Daan Zonderland, in: Van Alphen tot Zonderland. De Nederlandse kinderpoëzie van alle tijden verzameld door Anne de Vries, Querido, 2000, p. 309.
vrijdag 27 januari 2006
vrijdag 13 januari 2006
Overschrijven (9)
White Horse Hill
Op de heuvel staat een paard van krijt.
Het staat er nog wanneer het sneeuwt
en ik twee rode laarzen wens
om te kunnen blijven.
Ik luister naar herinneringen
die niet meer om mijn vingers passen.
Raak ik ze kwijt of verliezen ze mij?
Met mijn oor dicht tegen de aarde
hoor ik het naderen met de vaart
van onrustig bloed. Het gaat niet voorbij.
Maria Barnas, Twee zonnen, 36 (De Arbeiderspers, 2003)
Op de heuvel staat een paard van krijt.
Het staat er nog wanneer het sneeuwt
en ik twee rode laarzen wens
om te kunnen blijven.
Ik luister naar herinneringen
die niet meer om mijn vingers passen.
Raak ik ze kwijt of verliezen ze mij?
Met mijn oor dicht tegen de aarde
hoor ik het naderen met de vaart
van onrustig bloed. Het gaat niet voorbij.
Maria Barnas, Twee zonnen, 36 (De Arbeiderspers, 2003)
Abonneren op:
Posts (Atom)