dinsdag 21 oktober 2025

LVO 299

fragment uit Het maaiveld


Door achteraan op die losse stoelen naast de dubbele inkomdeur plaats te nemen, maakten mijn ouders aanschouwelijk dat ze eigenlijk geen deel wensten uit te maken van de goegemeente. Door vlak bij de uitgang plaats te nemen, hielden ze een slag onder de arm. Enfin, het zal wel vooral mijn vader zijn geweest die daarvoor koos, mijn moeder zal hem daar allicht in gevolgd zijn – ik kan mij niet voorstellen dat zij zich uit eigen beweging een dergelijk nonconformisme zou permitteren. Het was overigens een beetje een laf verzet want natuurlijk kon wel altijd worden geschermd met het argument dat de banken waarop alle anderen plaatsnamen onvoldoende zitcomfort boden voor mijn vader, die toch niet zo goed ter been was.

Wat er ook van zij, mijn ouders plaatsten zichzelf dicht bij de uitgang. Ze gingen dan wel nog steeds naar de mis, maar dan wel duidelijk met enige scepsis en zelfs tegenzin. Toen ik op mijn dertiende kenbaar maakte dat het voor mij niet meer hoefde, drongen ze in elk geval niet hard aan. Zelf hielden ze het ook niet veel langer uit. Na de liquidatie van pastoor Vercruysse was voor hen de lol eraf. Mij hebben ze het in elk geval niet lastig gemaakt: ‘Ik ben ervan overtuigd dat mijn ouders zonder er ook maar enigszins op te zinspelen tegen zichzelf gezegd hebben: die narigheid willen we onze kinderen besparen.’ Wat Heinrich Böll over zijn ervaring dienaangaande zegt, strookt volledig met de mijne.(*)

Wat betekende deze ontkerkelijking voor mijn ouders? Het was niet dat ze van hun geloof vielen. Ik betwijfel zelfs of ze ooit echt gelovig waren geweest, in de zin dat ze bepaalde cruciale geloofspunten van de katholieke geloofsleer aanhingen, zoals die in de geloofsbelijdenis vlak voor de consecratie werden afgedreund: het geloof in één ‘heilige, apostolische’ katholieke Kerk, in de ‘Drie-Eenheid’ (Vader, Zoon en Heilige Geest), in de ‘gemeenschap der heiligen’, in het lijden en de kruisiging van Jezus Christus (die geboren was uit ‘de Maagd Maria’), in zijn dood aan het kruis en vervolgens de verrijzenis van zijn lichaam en hemelvaart, in het eeuwig leven, amen. Stuk voor stuk waren dat uiteraard geloofspunten die vanuit een rationele, postmoderne en postconciliaire attitude enkel nog voor diehards onomstotelijk bleven. Neen, samen met mijn ouders kon het overgrote deel van de bevolking zelfs niet meer begrijpen dat de Kerk er zo lang in was geslaagd om die hele hocus pocus verkocht te krijgen. Hoe was het in godsnaam mogelijk geweest mensen te doen geloven dat ze in de hemel ten eeuwigen dage rijstpap met gouden lepeltjes aangeboden zouden krijgen of zouden smeulen en sudderen in het vagevuur, in afwachting van die rijstpap? ‘We moeten tegenwoordig glimlachen om dat beangstigende visioen. Het idee dat zondaars bij wijze van straf eeuwig zouden moeten roosteren in gezelschap van duiveltjes met spiesen, valt voor de rede inderdaad moeilijk te accepteren.’(**)






(*) Heinrich Böll, Een Duits geweten. Gesprekken met René Wintzen, 58 (vertaling Margreet Hirs)
(**) Geoffroy Lejeune in ‘Gesprek met Geoffroy Lejeune’, in: Michel Houellebecq, Nader tot de ontreddering. De koude revolutie 2022, 436 (vertaling Martin de Haan)



7718

Sint-Michiels, achterkant station Brugge - 250902


maandag 20 oktober 2025

7717

Brugge, Karel de Stoutestraat - 250826


zondag 19 oktober 2025

notitie 495

VERZET

Ik ging naar een door de Brugse afdeling van het Masereelfonds georganiseerde bijeenkomst over verzet. De inleider belichtte enkele ontwikkelingen in de maatschappij die het noodzakelijk maken om verzet aan te tekenen. Niet de minste ontwikkeling is de criminalisering van verzet: de overheid neemt maatregelen om kritiek op haar in de kiem te smoren. Bijvoorbeeld door organisaties die kritiek uiten niet langer te subsidiëren. Of daar toch minstens mee te dreigen. Verzet wordt ook bemoeilijkt omdat de machthebbers zich niet langer gebonden voelen door de waarheidseis: zij zetten fake news in als wapen om de geloofwaardigheid van de oppositie te ontkrachten en zo hun eigen macht te versterken. Een derde belangrijke element in de politiek-maatschappelijke ontwikkelingen van de jongste jaren is de militarisering van de openbare ruimte. Wie overal wapens en uniformen en robocops in het straatbeeld ziet opduiken, houdt zich vanzelf gedeisd. Denk aan wat Trump in enkele grote Amerikaanse steden doet.

Enfin, de situatie is nog veel ingewikkelder en veelzijdiger dan dat. Bij de bevolking wordt het gevoel van machteloosheid steeds groter. Er is angst en onbehagen. Men ziet ‘het systeem’ tegenover zich staan en weet niet meer waar te beginnen om het aan te pakken. Men vindt het al moeilijk om het te begrijpen. Hoe het in elkaar zit en wat er de finaliteit van is. Als er al een finaliteit is die het belang van de machthebbers en de aandeelhouders overstijgt en bijvoorbeeld – ik zeg maar iets – het algemene welbevinden ten goede komt en van deze wereld een betere plek maakt, voor onszelf en voor wie na ons komt.

Er waren drie sprekers. De eerste spreker, een kunstenares en slachtoffer van misbruik en, sinds zij daar ruchtbaarheid aan gaf, uitgerangeerd uit de diverse platformen waar zij een publiek had gevonden, pleitte voor zich uitspreken. Zoek rust in zeggen wat je vindt dat je moet zeggen. En zoek rust in dingen maken. De tweede spreker, een leerkracht en auteur van een boek over moed, maakte duidelijk waarom de bereidheid om risico’s te nemen belangrijk is. Hij pleitte voor het aangaan van het gesprek met de racistische nonkel en om beter te leren zien wat er aan de hand is. Hij haalde Connie Palmen aan: ‘Wie zichzelf niet ziet, kijkt niet goed om zich heen.’ Moed is volgens deze tweede spreker een sociaal gegeven. Je kunt het best deel uitmaken van een groep en samen met anderen in het reële leven, dus niet achter een scherm, actie ondernemen. De derde spreker, een kersverse politica, wees op het belang van verhalen. We hebben zin nodig, in de drie betekenissen van het woord: betekenis, richting en verlangen. Luister naar de mensen, zei ze. Probeer te achterhalen hoe het komt dat die racistische nonkel racistisch is geworden. Luister naar de tegenstemmen. Dat is nodig want een democratie kan niet zonder tegenstemmen. Ook autoriteit is nodig. Dat is niet de macht van de autoritaire leider waar velen aan de andere zijde van het politieke spectrum, die niet op deze bijeenkomst aanwezig waren, naar verlangen, maar wel de autoriteit van de morele stem die, zonder te dwingen, de richting aanwijst. Verzet kan werken, daar wist deze derde spreker enkele voorbeelden van te geven. Voorwaarde is dat je a) niet normaal vindt wat niet normaal is, b) dat je je verzet volhoudt en c) dat je samen met anderen in het verzet gaat. Want wie dat alleen doet, zo bleek uit een reactie uit het publiek, stelt zich veel te gemakkelijk bloot aan intimidatie en broodroof, of toch minstens de dreiging daarvan. De derde spreker wees op het belang van effectief actie ondernemen, van menselijkheid. Dat kan ook in kleine gebaren. Hoop is niet: wachten tot het goed komt, maar wel iets doen vanuit de overtuiging dat dat zin heeft. Of zin geeft.

Ik was een van de aandachtige luisteraars in het publiek. Veel van de mensen die daar ook zaten ken ik: Brugge is een zeer kleine stad, en het aantal links-geëngageerde mensen dat bereid is om op zatervoormiddag tien uur een debat bij te wonen is eerder beperkt. Behalve het Masereelfonds zijn er in mijn stad bovendien niet zoveel links geïnspireerde organisaties.

Ik was het uiteraard met bijna alles eens. Ik vond het interessant wat ik hoorde over intimidatie. Dat heb ik zelf ook al meegemaakt. Je bent er vooral kwetsbaar voor als je, inderdaad, alleen staat. Maar als je wordt geïntimideerd omdat je iets hebt aangekaart, bewijst dat volgens mij wel dat je op de juiste nagel hebt geklopt. Ik vond het ook interessant wat er werd gezegd over burgerlijke ongehoorzaamheid, en waar dat overgaat in zinloos en contraproductief geweld. Ik vind ook dat een betoging voor de goede zaak best niet ontaardt in amokmakerij en vandalisme. Maar ik wil toch ook niet blind zijn voor het institutionele geweld (imperialisme, repressieve overheid, milieuverslindend kapitalisme) waartegen wordt betoogd. Geweld is een breed begrip. Het is niet omdat de media vooral de gemaskerde casseurs in beeld brengt, dat je blind moet zijn voor dat andere, structurele geweld. Overigens beschadigen de casseurs vooral de betoging en de goede zaak, meer dan die enkele overheidsgebouwen die ze te lijf gaan. Dat komt de overheid in die mate goed uit dat je zou kunnen denken dat zij blij is met de aanwezigheid van casseurs en met het disproportioneel in beeld brengen van hun acties.

Ik vroeg me natuurlijk ook af hoe ik verzet pleeg. Ik ben het met veel tot zeer veel van hoe onze zogenaamde samenleving is georganiseerd oneens, en voel me in deze wereld absoluut niet thuis. Maar wat doe ik? Waaruit bestaat mijn activisme? Weet ik eigenlijk wel hoe die wereld er zou moeten uitzien opdat ik er mij wél thuis in zou voelen? Ben ik niet te laf om tot actie over te gaan, om mensen écht aan te spreken in plaats van hier veilig achter mijn scherm – scherm, in een dubbele betekenis – meninkjes neer te schrijven en ze op het zeer beperkte marktplein van mijn in grote mate door onzichtbare krachten gemanipuleerde Facebook-tijdlijn te ‘pleuren’? Moet ik mij echt beperken tot die kleine daden van medemenselijkheid en vriendelijkheid waarin ik dan vaak mijn machteloosheid sublimeer? En wat met het gezelschap in de zaal waar de voormiddag met de drie sprekers plaatsvond. Met verschillende aanwezigen kan ik, om zeer uiteenlopende redenen waarbij mij telkens, denk ik toch, geen schuld treft, niet door één deur. Zou het geen goed idee zijn om eens te beginnen met mij alvast met die mensen te verzoenen?

Neen, een opvoering van de Stomme van Portici is deze bubbelbijeenkomst alvast niet geworden. Wel een inspirerende aanzet tot bezinning. En ik heb er voor- en achteraf met enkele mensen gesproken. Sommigen liggen mij zeer na aan het hart, met anderen is er nog een hele weg te gaan. Maar ik heb dan toch de gelegenheid te baat genomen om een eerste aanzet te geven. Misschien had ik iets langer moeten blijven. Ik heb alvast mijn lidmaatschap van het Masereelfonds hernieuwd. Want alleen staan wil ik niet.





7716

Oostende - 250826


zaterdag 18 oktober 2025

LVO 298

fragment uit Het maaiveld


Vooraan in de schamele noodkerk sprak pastoor Vercruysse zijn altijd talrijk opgekomen gelovigen toe. Hij was een priester met een reputatie. Veeleer klein, maar toch stevig en gezet uitgevallen, droeg hij fier zijn embonpoint voor zich uit, zeker wanneer hij zich met zijn kazuifel omhing. De kleur van zijn gezichtshuid liep ongezond rood aan. Boven zijn gefronste voorhoofd kleurde zijn dunnende haar op de manier waarop rossig haar grijs wordt. Hij was een brildrager. Hij zag er alles bij elkaar niet uit als een priester. Of toch niet zoals ik dacht dat een priester er moest uitzien. Hij had niets van de statigheid waarmee prelaten door de middengang ten altare schrijden – hij had in zijn kerk niet eens een middengang. Neen, pastoor Vercruysse was een intellectueel die niet op tijd uit het seminarie was weggeraakt, die meer in de verlichte filosofen geloofde die hij, zo verbeeld ik mij, ‘s avonds las tot hij te beschonken was om filosofen te lezen, ook verlichte, en die in een moeizame worsteling verwikkeld was met een Kerk die zelf in zwaar weer was terechtgekomen en meer dan alleen maar het noorden was kwijtgeraakt.

Pastoor Vercruysse nam geen blad voor de mond en durfde al eens uitspraken te doen die tegen de heersende wind in gingen. Ik herinner me het natuurlijk niet meer, maar hij zal het wel over abortus hebben gehad, over de onbevlektheid van de Maagd, over de onfeilbaarheid van de paus, over de mate waarmee we het geloof in de onsterfelijkheid van de ziel, toch zeker na de wegwassing onzer zonden, letterlijk moesten opvatten. Pastoor Vercruysse was een rebel en haalde met zijn uitspraken zelfs af en toe de lokale pers. Zijn rijk heeft dan ook niet lang geduurd. (En bovendien was er die geruchtmakende Vlaamse Leeuw-sticker op zijn Kever. Daarmee kwam de politiek ook nog eens langs die weg de kerk binnen.)

Begin jaren zeventig werd Vercruysse door het bisdom op een zijspoor gezet, zoals vele jaren later, in 1995, de Franse bisschop Gaillot omwille van zijn uitgesproken progressieve standpunten door paus Johannes Paulus II naar het niet meer als dusdanig bestaande diocees Parthena werd verbannen. Vercruysse verloor zijn parochie, en samen met die parochie zijn schapen – en de herder die zo vaak over de tongen ging, stierf een stille en veel te vroege dood. Hij zou naar verluidt finaal aan de fles zijn gegaan. Maar dat weet ik niet zeker, misschien verzin ik nu wel iets. Als het gerucht juist is, zal de man zich vast niet aan miswijn hebben vergrepen.




7715

Oostende - 250826


vrijdag 17 oktober 2025

facebookbericht 1205

De documentaire film 'The Settlers' (van Paul Theroux) bevestigde nog maar eens wat een gewetenloze, door hùn geloof gedragen en gemotiveerde schurken die orthodox-joodse kolonisten zijn en wat een hatelijke ideologie hen meedogenloos de Palestijnse autochtonen doet verjagen. Het is een giftige cocktail, al dat gedoe met God en Allah of hoe je dat niet-bestaande Personage ook wenst te noemen. De wereld zou beter af zijn zonder. (En uiteindelijk draait het toch alleen maar om geld, macht en Lebensraum. Maar ze binden er een confessionele strik rond.)



LVO 297

fragment uit Het maaiveld


Mijn ouders waren kerkelijk. Ik bedoel daarmee dat ze op zondag ter kerke gingen. Ze gingen naar de misviering van half twaalf, en ik moest mee.

Wij woonden op het grondgebied van Assebroek, en maakten derhalve deel uit van de Assebroekse parochie Ver-Assebroek. Maar de kerk van de parochie Sint-Lutgardis, die tot Sint-Kruis behoorde, was minder ver – en dus gingen mijn ouders daar naar de mis.

Maar er speelde nog iets anders mee dan alleen maar de afstand.




Ver-Assebroek was – en is wellicht nog altijd, al zal er wel niet veel meer van de traditie overblijven – een bedevaartsoord. Ook daar was er, net als op zoveel andere plaatsen, iets met een wonderbaarlijk aangespoeld Mariabeeld waarrond zich een devotionele cultus had ontwikkeld. De pastoor die er in die tijd van dienst was, pastoor Peene (I kid you not), was van de oude en traditionele stempel. De parochie Sint-Lutgardis daarentegen had zich ontvouwd rond een nieuwe, in de vroege jaren zestig ontwikkelde tuinwijk. Een houten ‘noodkerk’ was inderhaast gebouwd om aan de spirituele noden van de als kool groeiende gemeente tegemoet te komen, maar de ontkerstening, die zich ook hier in snel tempo voltrok, zorgde ervoor dat er nooit een echte kerk in steen zou worden gebouwd. De kerk van Sint-Lutgardis kreeg de bijnaam ‘het Schuurke’. En zo zag de constructie er ook uit. Het was een langwerpige, uit hout opgetrokken barak, met langs de zijkanten verticale ramen om het daglicht binnen te laten, en bovenop een strooien dak. Binnen dienden de gelovigen zich op houten banken te installeren. Die waren vervaardigd uit stevige planken die op snelbouwstenen waren vastgemaakt en die over nagenoeg de hele breedte van de zaal doorliepen. Links en rechts stonden langs de wanden, in de wandelgangen die aan weerszijden van de rij banken naar het koor leidden, ook nog zitbanken opgesteld. Wie daar plaatsnam, had tegen het einde van de dienst gegarandeerd een stijve nek.




Achteraan, naast de inkomdeur, stonden enkele klassieke houten kerkstoelen met een rieten zitvlak. Daarop namen mijn ouders altijd plaats. Ik begreep niet goed waarom, maar het had uiteraard een betekenis.

Zelf verkoos ik de zitbanken in de rechtse wandelgang. Dan kon ik tijdens de mis, die mij altijd verveelde, naar de witgekalkte muren kijken. De kalk was met een grof palet aangebracht. Ik zag er kraters in, kale vlakten en drooggevallen rivierbeddingen die leeggelopen zeeën voedden. Ik liet er een ‘LEM’(33) op landen en Neil Armstrong zijn maanwandeling overdoen.

Zo gek – maar ook veelzeggend! – dat ik mij van al die keren dat ik daar als kind telkens bijna een uur zat te zitten, vooral dat herinner!




7714

Brugge, Karel de Stoutelaan - 250921


donderdag 16 oktober 2025

LVO 296

fragment uit Het maaiveld


In het ouderlijk huis waren christelijke symbolen aanwezig, zij het zeker niet in overvloedige of overdreven mate. Er hing een kruisbeeld boven de deur tussen woonkamer en hal. Boven op de palier hing er aan het strookje muur tussen de deur van mijn slaapkamer en die van mijn ouders een voorwerp met een dubbele hoedanigheid: het was zowel een wijwaterbassintje, dat meestal droog stond, als een Mariabeeldje dat een bijzonder kenmerk had dat mij als kind danig fascineerde: wanneer het nog maar net in duisternis gehuld was, gaf het nog wat van het eerder ontvangen licht terug. Het beeldje was vervaardigd uit die geelgroenige, fosforhoudende materie die ook in uurwerken en wekkers wordt gebruikt teneinde deze in duisternis nog enige tijd afleesbaar te houden – maar dat verband legde ik als kind niet en dus kon het voorwerp voor mij ten volle zijn troostende en beschermende betekenis hebben. A fortiori wanneer er een palmtakje achter stak. Op de regelmatige lectuur van de Bijbel of andere religieuze geschriften heb ik mijn ouders nooit kunnen betrappen – ik vraag me zelfs af of ze een volwaardig exemplaar van de Bijbel bezaten. Gebeden werd er niet, ook niet voor het eten. (Het Heer, zegen ons en ook deze spijzen, dat wij allemaal kenden van school en dat veel later in gemengde gezelschappen studentikoos zou worden omgevormd tot Heer, zegen ons en ook deze wijven, werd niet afgerammeld.) Wat er wel, als religieuze praktijk, of dan toch als een relict daarvan, bij ons in voege was toen ik nog erg jong was, was het kruisje dat ‘s avonds voor het slapengaan werd meegegeven: de duim van achtereenvolgens vader en moeder die een slordige + op mijn voorhoofd tekende, waarbij zij een seentje-bewaarje mompelden: ‘God zegene en beware je’ – ‘God’ was, door veelvuldig gebruik, uit de formule weggesleten.


7713

Brugge, Hoefijzerlaan - 250920


woensdag 15 oktober 2025

getekend 504

 


LVO 295

fragment uit Het maaiveld


De wereld in Vlaanderen was in het begin van de jaren zestig een stevig en stabiel huis. Het dak rustte op drie zuilen – de socialistische, de liberale en de katholieke – en iedereen voelde zich eronder geborgen. De zuilen evolueerden in de metaforische verbeelding tot vaten die niet met elkaar communiceerden. Je zat in een van die vaten gevangen en je geraakte er nooit meer uit weg. Je koos er niet voor en zat gebeiteld, van wieg tot graf. Wie, zoals ik, in de katholieke zuil geboren was, stiet zijn eerste kreet uit in een katholiek moederhuis, werd onderhanden genomen door zuster-verpleegsters, werd gedoopt, ging naar een katholieke kleuter- en lagere school en later naar een college, deed zijn eerste en plechtige communie, en als hij dan tijdens zijn puberteit niet uit baldadigheid alles wat met confessie te maken had overboord kieperde om het nadien nooit meer in zijn leven toe te laten, trouwde hij voor God, onderhield zijn leven lang de band met de Allerhoogste door wekelijks ter kerke te gaan en door minstens één keer per jaar, met Pasen, te biechten en door de kerkelijke feestdagen met de gepaste luister te vieren, om dan ten slotte, wanneer het einde naderde, het sacrament der stervenden te ontvangen en kerkelijk te worden begraven. Dat was het voorgeschreven pad binnen de zuil. Dat lag allemaal vast. Daarover hoefde niet te worden onderhandeld. En dat was eigenlijk ook wel een groot gemak.




Ik ben gedoopt en kreeg zeer christelijke voornamen: behalve mijn eerste voornaam, die een Franse adjectiefvorm is, afgeleid van de Latijnse en ook Franse benaming voor het Paasfeest, voer ik ook de namen van de ouders van Jezus Christus, eveneens in hun Franse versie: Marie en Joseph. Mijn ouders stuurden mij naar katholieke scholen. Daar had ik geen inspraak in. Toen ik wel een stem in het kapittel had, koos ik zelf voor een studie aan de Katholieke Universiteit Leuven – maar bij die keuze speelden andere motieven. En hetzelfde geldt voor mijn keuze, onze keuze, om voor de kerk te trouwen. Maar in die kerk scheidden we dan weer niet, en in een kerk zal ik ook niet ten grave worden gedragen.

7712

Brugge, Hoefijzerlaan - 250920


dinsdag 14 oktober 2025

notitie 494

GEEN ANDER LAND

Ik heb eindelijk de documentaire No Other Land gezien. Niet dat ik dat nodig had om een zogenaamd pro-Palestijns standpunt in te nemen want dat had ik al, maar het maakt toch een verschil wanneer schrijnende beelden een reeds gevormde mening bevestigen en versterken. (Veel meer dan dat was en is het nog altijd niet, een mening, om de heel eenvoudige reden dat ik niet voldoende kennis van zaken, feitenkennis, heb om van een overtuiging te kunnen spreken. Hier gaat het om het verschil tussen denken of vermoeden of aanvoelen aan de ene en zeker weten aan de andere kant; alleen maar denken is niet voldoende om een discussie aan te gaan, met weten kun je het proberen, ook al is iemand die meent iets anders te weten nooit te overtuigen, waardoor een discussie eigenlijk al van meet af aan zinloos is, zie daarover mijn notitie ‘Polarisatie’: het leven als voorlopige oplossing: notitie 491).

De documentaire toont hoe twee vrienden, de Palestijn Basel Adra en de Israëliër Yuval Abraham, die in zijn land als landverrader wordt beschouwd en op doodsbedreigingen wordt onthaald, proberen om de gang van zaken in Adra’s dorp op de Westbank te documenteren. Om de haverklap worden de bezittingen en huizen van de Palestijnen vernield door kolonisten, in de hoop dat de plaatselijke bevolking, die daar al vele eeuwen woont, uiteindelijk haar grond zal inruilen voor een onzeker voortbestaan in de stad of in een of ander buitenland (waar ze door het toedoen van hardvochtige politici zoals Anneleen Van Bossuyt niet meer welkom is). Een ander land dan het hunne hebben ze inderdaad niet.

Deze ongelijke strijd tussen zwaar uitgeruste en door politie en leger begeleide indringers enerzijds, en – behalve met camera’s – ongewapende autochtonen anderzijds is een Gaza in het klein: niet openlijk wreed en grootschalig-genocidair zoals we daar de afgelopen twee jaar hebben gezien, maar druppelsgewijs, langzaam, pesterig, laf en brutaal. Natuurlijk biedt de documentaire een eenzijdig beeld, dat weet ik ook wel, en er zijn de beeldkeuze en de montage en de gekleurde blik van de slachtoffers, maar ik zie echt niet in hoe je de agressieve landroof van de kolonisten, die voorzien zijn van ondoorzichtige en onwettelijke uitzettingsbevelen en sloopvergunningen, anders dan schofterig kunt noemen.

In 2025 kreeg No Other Land in het land van Trump, die de door zijn voorganger Biden tegen de Israëlische kolonisten uitgevaardigde sancties vernietigde, de Oscar voor beste documentaire. Uiteraard kreeg de film in Israël meteen het stempel ‘antisemitisch’. Zoals alles wat een kritiek vormt op het Israëlitische beleid. Het feit dat de twee regisseurs van de film, Hamdan Ballal en Basel Adra, na deze bekroning met zwaar fysiek geweld werden belaagd zonder dat het bij deze misdaden aanwezige IDF en de Israëlische politie ingrepen, en dat een medewerker, Awdah Hathaleen, werd vermoord door kolonisten die het niet pikten dat hij filmde hoe zij zijn bezittingen omverbulldozerden, draagt er ook niet toe bij dat ik mijn grotendeels intuïtieve pro-Palestijnse standpunt zal herzien. Noch stemt het mij hoopvol over het zogenaamde vredesakkoord, dat inmiddels heeft geleid tot het uitwisselen van Israëlische gijzelaars en Palestijnse gevangenen (die vaak zonder enig proces door de Israëlische overheid waren ontvoerd en vastgehouden). Zoals Lotfi El Hamidi, historicus en redacteur bij De Groene Amsterdammer, in een opiniestuk in De Standaard het stelt, garandeert niets dat Israël zijn slachtpartijen niet zal hervatten na de eerste provocatie door bewapende Hamasstrijders of na de eerste terroristische wraakactie vanuit Gaza of de Westbank – en je kunt er gif op innemen dat dergelijke incidenten er zullen komen. Het akkoord gaat bovendien enkel over Gaza. Aan de situatie op de Westelijke Jordaanoever is niets gewijzigd: de landroof gaat er onverminderd voort en Israël blijft er met zijn staatsterreur inbeuken op de oorspronkelijke bevolking van het ondertussen totaal versnipperde Palestijnse grondgebied.



https://picl.be/films/no-other-land?gad_source=2&gad_campaignid=22586789913&gclid=CjwKCAjwxrLHBhA2EiwAu9EdM0T-5fmVEXTR20Lsh_NPkHQoCZYEb05XTP8QGWijmWvOJjotzWyMlxoCy9kQAvD_BwE&dialog=trailer
Het opiniestuk van Lotfi El Hamidi: Het Amerikaanse ‘vredesplan’ voor Gaza is een dictaat in vermomming | De Standaard


7711

Brugge, Hoefijzerlaan - 250920


maandag 13 oktober 2025

LVO 294

fragment uit Het maaiveld


Maar goed, het instituut wankelde en dat ontwrichtte de tijd. Een hele generatie zag de evidenties waarmee ze was opgegroeid in een wereld die na de beroering van de oorlog zijn stabiliteit had hervonden een na een verkruimelen. En te midden van die verkruimeling probeerden mijn ouders hun bestaan op te bouwen en hun kinderen op te voeden. In de wereld zoals hij intussen geworden is – en wat is hij in die laatste halve eeuw razendsnel veranderd! – zouden zij zich altijd een buitenstaander hebben gevoeld. Hoe dan ook: de geschiedenis vertellen van een leven dat zich in die wankelende periode heeft ontplooid, bijvoorbeeld het mijne, is niet mogelijk zonder van dat uiteenvallen, wankelen en ontwrichten rekenschap af te leggen.

Moeder, die uit een godvrezend boerenmilieu stamde en opgroeide in het van oudsher zeer katholieke Zuid-West-Vlaanderen, ondervond er het meeste hinder van. Zo zou zij tot het eind van haar leven lijden onder de schuldgevoelens die haar kwelden na haar scheiding. Ondanks de sussende invloed van haar vertrouwenspersoon, kanunnik Dehaene, zou zij die scheiding altijd als zondig blijven ervaren. Wat God verbindt, zal de mens niet verbreken.

Vader was sceptischer. Als zoekende mens stond hij open voor andere ideeën. Maar daarin heeft hij allicht nooit een echte leidraad kunnen ontwaren, zodat ook hij zich nooit volledig zal hebben weten te onttrekken aan de katholieke invloedssfeer die ook zijn jeugd moet hebben gekenmerkt. In die mate dat het dan toch naar Rome was waarnaar hij, als jonge twintiger, zijn eerste voetreis ondernam.


7710

Brugge, Le Salon de Léon - 250911


zondag 12 oktober 2025

LVO 293

fragment uit Het maaiveld


Ik ben opgegroeid in een tijd waarin de rooms-katholieke Kerk, die tot diep in de poriën van het land waar ik ben geboren en van de mensen die het bevolkten was doorgedrongen, na eeuwen van artistieke hoogtepunten en tiranniek proselitisme, van morele excellentie en een schier algemene indoctrinatie, van sober vormgegeven devotie en een zichzelf wellustig aanwakkerende bigotterie, eindelijk van haar pluimen begon te verliezen. Het bleek steeds moeilijker om de mensen te doen geloven dat zij in de zuurverdiende hemel rijstpap met gouden lepeltjes zouden kunnen consumeren, dat er met rozenkransen of bedevaarten aflaten konden worden verdiend, dat er in Lourdes of, voor de praktische gang van zaken dichter bij huis, in Lisieux of Banneux of Oostakker houten of gipsen Mariabeeldjes in tranen konden uitbarsten. Het kardinaalsrood, het chique purper en het vergulde smeedwerk; de kanten tierelantijntjes waarmee de priesterhabijten werden afgeboord; de gezangen en rituelen die de liturgieën tot een spektakel opkrikten dat zelfs de grofst besnaarde boer in hogere sferen wist te brengen; het Latijn dat werd gepreveld door zich van het volk afwendende prelaten: dat werd in die postconciliaire jaren zestig allemaal vervangen door het grijs van de kostuums uit de Sarma waarin de zich nu – op een kruisje op de revers na – seculier opgetuigde dorpspastoor aan de goegemeente toonde; door alle door elkaar lopende kleuren van de regenboog op de kindertekeningen die aan het prikbord achterin de kerk werden opgehangen; door het bleekblauw van de Volkswagen Kever van pastoor Vercruysse van onze parochie en door het geel-en-zwart van de Vlaamse Leeuw-sticker die hij op de achterkant daarvan had gekleefd, naast zijn nog uit vijf rode cijfers en letters bestaande nummerplaat.

De relatie, overigens, tussen het Vlaams-nationalisme en het katholieke instituut was in die dagen niet geheel en al onproblematisch. De bisschop van Brugge, monseigneur Jozef De Smedt, had in 1958 op de kansel gedonderpreekt dat stemmen op de Volksunie ‘zwaar zondig’ was. Veel priesters hadden het daar moeilijk mee, bijvoorbeeld omdat zij na- of naastbestaanden of nakomelingen waren van oorlogszondaars. De collaboratie en epuratie van tijdens en na de oorlogsjaren lagen nog vers in het geheugen. Niet iedereen had blijkbaar dezelfde opvattingen over vergevingsgezindheid. De amnestiekwestie werd trouwens nooit opgelost: wie fout was geweest voor en tijdens de oorlog kreeg nooit eerherstel. En de Kerk schipperde, zoals ze in vele kwesties die zich tussen heimat en wereld, tussen de intimiteit van de slaapkamer en de openbaarheid van het parlement voordeden, steeds vaker zou schipperen – tot uiteindelijk de laatste getrouwen merkten dat ze hun beslissingen zelf dienden te nemen en dat er nog andere partijen bestonden dan de CVP, later CD&V (en nog later cd&v).

7709

Brussel - 250907


zaterdag 11 oktober 2025

facebookbericht 1204

facebookbericht-1204

ClericksWeblog: Greta Thunberg en die ándere Zweedse activist

@Philippe Clerick Tja. De grootvaderlijke sympathie voor de kleine 'alarmiste' met het 'piekfijn beschilderd, uit duurzaam materiaal vervaardigd, protestbordje'. En dan ook nog eens Anuna De Wever wegzetten als een 'animator voor bejaarden in Torremolinos'. Ik heb liever argumenten om mezelf een mening te vormen over de toestand van de wereld. Ik zou evengoed kunnen zeggen dat ik het niet al te vertrouwenwekkend vind dat Rosling twee jaar voor zijn dood nog alles uit de kast haalt om een hoopvolle boodschap de wereld in te sturen. Niemand wordt graag herinnerd als onheilsprofeet - en de man had misschien ook kinderen en kleinkinderen. Maar aan dat soort gepsychologiseer doe ik liever niet. Ik stel alleen maar vast dat Rosling helemaal op het eind van zijn boek, waarin hij zijn uiterste best doet om te bewijzen dat het allemaal nog niet zo erg is, eerlijk genoeg is om toe te geven dat er vijf majeure problemen zijn waar dringend iets aan moet worden gedaan. En ja hoor: na de publicatie van zijn boek in 2018 hebben we 1) een pandemie gehad (en we weten dat er nog zullen volgen); is 2) de dreiging van een financiële ineenstorting niet verdwenen (omdat het financiële systeem na de bijna-ineenstorting van 2008 voor zover ik weet niet fundamenteel is veranderd) en hebben we het nieuwe fenomeen van het opbod met handelstarieven; zijn er 3) een paar oorlogen gestart en is de wereld volop in elkaar bekampende machtsblokken uit elkaar aan het vallen; is 4) de klimaatverandering zich volop aan het doorzetten; en wordt 5) de kloof tussen rijk en arm onduldbaar groot. Ik wil wel hopen dat hoop zin heeft, maar ik begin het neoliberale credo dat alles wel goed komt stilaan onethisch te vinden.


boekverhaal 72

In deze rubriek heb ik het over door mij gelezen of in mijn bezit zijnde boeken waar een verhaal aan vasthangt of die iets bijzonders voor mij betekenen.


maart 1993


APOCALYPTISCH

Ik heb altijd meer fictie dan non-fictie gelezen. Een reden daarvoor kan ik niet bedenken. En of ik er beter van ben geworden, zou ik ook niet kunnen zeggen. Wat ik wel weet, is dat ik over een bijzonder slecht geheugen beschik en dat ik dus al die kennis, die ik zou hebben opgedaan door meer te studeren in plaats van me te vermeien, nooit voldoende zou hebben kunnen fixeren. Natuurlijk blijft er ook van de honderden romans die ik las niet veel hangen, maar daarvan kan ik dan toch minstens zeggen dat ik er tijdens het lezen zelf een esthetisch genoegen aan heb beleefd. Althans bij de goede romans want er zat natuurlijk ook veel rommel tussen, het onthouden niet waard.

In het begin van de jaren 1990 was er een periode dat ik al gemakkelijker eens van mijn gewoonte afweek. Ik begon mij te interesseren voor de staat van de wereld. En die wisseling van belangstelling deed zich voor in een tijd dat er een golf van publicaties inspeelde op de naderende eeuw- en millenniumwissel. De uitgeverijen waren niet blind voor de commerciële potentie van de Apocalyps.

De wereld in een nieuwe eeuw van Paul Kennedy was een van de boeken die ik toen las. Ik heb het niet meer in mijn bezit – geen idee waar het zich bevindt, uitgeleend wellicht (maar aan wie?). Ik kan het dus niet meer raadplegen, maar ik schreef in die tijd wel een kort stukje erover, dat ik hier kan recupereren.


Kennedy analyseert zeer helder en bijzonder goed gedocumenteerd de zogenaamde ‘grote uitdagingen van onze tijd’: demografische, technische, economische, agrarische, politieke en ecologische evoluties. Waarna hij een en ander toepast op de verschillende regio’s van de te klein wordende planeet: Japan, India en China, de Derde Wereld, de voormalige Sovjet-Unie, Europa, Amerika. Haarfijn (en met een deprimerende overtuigingskracht) toont Kennedy aan hoe de wereld dreigt vast te lopen, niet alleen door de werking van elk van de door hem geschetste problemen afzonderlijk maar vooral door de catastrofale, complexe en niet langer controleerbare wisselwerkingen ertussen. Zo lijkt bijvoorbeeld de enige oplossing voor de op dit ogenblik exponentiële bevolkingsaangroei in de Derde Wereld het al op gang gebrachte project van toenemende industrialisering, zoals dat ook in het Groot-Brittannië van Malthus is gebleken: industrie brengt welvaart (weliswaar na een incubatieperiode van misbruiken en ongemakken), en welvaart doet het aantal geboorten afnemen. Het probleem is alleen dat nu niet meer kan wat ten tijde van Malthus kon: het gaat nu, in vergelijking met de eerste industriële revolutie in West-Europa, om een veel groter aantal mensen, en bovendien is intussen overduidelijk gebleken in welke mate industrialisering roofbouw pleegt op de niet onuitputtelijke natuurlijke omgeving.

Kennedy schrijft, zoals het een wetenschapper past, in alle luciditeit, meedogenloos, met een opvallend maar zeer doeltreffend sarcasme soms. (...) Dikwijls is Kennedy wel bijzonder nuchter: ‘Naarmate [een bepaalde nefaste ecologische evolutie zich verder doorzet] beginnen grootse denkbeelden over een zich voorbereiden op de eenentwintigste eeuw steeds irrelevanter te lijken; het einde van deze eeuw te halen is waar het momenteel om gaat.’

Kennedy pleit voor radicale koerswijzigingen: ‘Als [de optimisten] ongelijk hebben, zou de mensheid wel eens meer van een zorgeloos najagen van economische groei te lijden kunnen hebben, dan het door een wijziging van zijn huidige gewoonten te verliezen heeft.’ Bepaald optimistisch klinkt de historicus alvast niet wanneer hij toegeeft dat het ‘te simplistisch en te vroeg [is] om al tot de sombere conclusie te komen dat er niets meer aan te doen is’. En wat verder op dezelfde bladzijde bevestigt hij ‘dat de mensheid in theorie haar gewoonten [kan] veranderen’.”


Het enige optimisme dat ik in de aangehaalde citaten ontwaar, is de gedachte waarmee we nu, vijfendertig jaar later en dus hopeloosmakend traag, stilaan meer vertrouwd beginnen te geraken: dat een tijdig ingrijpen ons minder gaat kosten dan het herstel van de rampspoed die ons te wachten staat als we alles op zijn beloop laten.

Ik geef toe, ik ben van nature geen lachebek (al was ik, volgens wijlen mijn moeder, als zeer jong kind vaak welgezind), maar van de lectuur van enkele van de boeken die in die tijd het daglicht zagen ben ik zeker niet minder somber geworden. Ze lagen aan de basis, besef ik nu, van mijn ecologisch besef en van mijn huidige pessimisme met betrekking tot de toestand van de wereld. Ik heb zo’n vermoeden dat mocht ik dat boek van Kennedy nu herlezen – wat ik niet zal doen –, ik wel eens tot de vaststelling zou kunnen komen dat de toestand ondertussen nog veel minder aanleiding zou vormen tot welgezindheid en goedgemutstheid.


Kennedy, De wereld in een nieuwe eeuw (vertaling van Preparing for the Twenty-First Century (1993))


7708

Brussel - 250907


vrijdag 10 oktober 2025

notitie 493

VADERS EN ZONEN

Het hoofdpersonage Tom, op indrukwekkende wijze vertolkt door Romain Duris, is een getalenteerde pianist die na de dood van zijn moeder de muziek inruilt voor een schimmige carrière als vastgoedschurk. Van ontroerend naar onroerend goed, en dus slecht. Hij komt echter tot inkeer en kiest alsnog voor fijnbesnaard getokkel op het klavier. Partita’s van Bach in plaats van het in elkaar slaan van krakers.

Dit is wat Jacques Audiard met De battre mon coeur s’est arrêté lijkt te willen zeggen: hoe de uitersten kwaad en goed in één persoon verenigd kunnen zijn. Maar dat is niet het belangrijkste thema van de film. Eigenlijk heeft Audiard het over de relatie tussen vaders en zonen. In dat opzicht is een dialoog die zich helemaal in het begin van de film ontvouwt en die verder helemaal buiten de plot valt van cruciaal belang. Tom spreekt met een vriend over diens pas overleden vader. Toms vriend beklaagt zich over zijn vader. Vroeger was mijn vader autoritair, zegt Toms vriend, en vroeg hij mij nooit om mijn mening, maar daarna begon hij zijn histoires de cul met caissières en secretaresses, en vroeg hij mij om raad. Ça me faisait chier, zegt de zoon op kwade toon. Mijn vader deed alsof ik zijn vriend was. Ça me rendait dingue. Maar dan werden de rollen omgedraaid. Ik begon mijn vader te zien als een kind. Ik werd in zekere zin zijn vader. De toon verandert: Toms vriend wordt emotioneel. Opeens is je vader oud geworden, zegt hij, en zelf ben je je geloof in je eigen onsterfelijkheid kwijtgespeeld. Je vader wordt ziek en behoeftig. Je moet hem verzorgen – en het gekke is dat je niet wilt dat het ophoudt. ‘Dat is het moment waarop iemand die niet gelovig is begint te geloven.’ Toms vriend steekt een sigaret op. ‘En dan, uitgerekend dan, krijg je zelf je eerste kind.’ Wanneer de vader kind is geworden, wordt de zoon vader.

Om later zelf opnieuw het kind te zullen worden van zijn eigen kind – maar die conclusie laat Audiard aan de kijker over.

Pas later in de film maken we kennis met Toms vader. Geen al te best voorbeeld, die Robert. Net als zijn zoon doet hij duistere zaakjes en schuwt daarbij geen brutaliteit. Na de dood van zijn vrouw is hij aan de drank geraakt. Hij komt aan zijn gerief met snolletjes. Vader en zoon zijn in hetzelfde bedje ziek: keihard in de conversatie met elkaar, elk menselijk gevoel onderdrukkend, weinig tot helemaal geen compassie in de business.

Vader Robert raakt betrokken in een vieze affaire waarin de nietsontziende speculant Minskov, een Rus natuurlijk, aan de touwtjes trekt. De zaak loopt slecht af. Zoonlief geraakt erin betrokken. Zoals in de aanvangsdialoog werd gesuggereerd: vaders shit vormt een erfelijke belasting.

De battre mon coeur s’est arrêté is een harde, psychologisch zeer interessante en filmisch spectaculaire film waaruit elk overbodig detail is geweerd. Audiard laat het einde open: hij trancheert niet in de kwestie of de zoon zich al dan niet kan bevrijden van het slechte gesternte waarin hij door toedoen van de vader is terechtgekomen. Hij kan kiezen voor een beter leven, maar of het al dan niet goed uitdraait: dat is, behalve van wilskracht toch ook in grote mate van chance een kwestie.


Jacques Audiard, De battre mon coeur s’est arrêté (2005) – te bekijken op VRT MAX: https://www.vrt.be/vrtmax/a-z/de-battre-mon-coeur-s-est-arrete/




7707

Brussel - 250907


donderdag 9 oktober 2025

LVO 292

fragment uit Het maaiveld


Het passiespel was ontegensprekelijk het hoogtepunt van het zesde leerjaar. De traditie wou dat de leerlingen van het zesde leerjaar van Afdeling C in de aan Maria gewijde bedevaartskerk van Ver-Assebroek de hoogmis van Goede Vrijdag opluisterden met enkele als toneeltjes opgevoerde passages uit het lijdensverhaal. Elke leerling kreeg een rol toebedeeld: als apostel die deelnam aan het Laatste Avondmaal of in slaap viel in de Hof van Olijven, als Pilatus, als Jozef van Arimatea, als de Stem van het Volk, enzovoort. Uiteraard moest iemand ook Jezus spelen. Ik was de evidente keuze van meneer Van Simaey. Ik heb nooit begrepen waaraan ik dat te danken had. Ik had geen zin om Jezus te spelen. Ik legde mij er niet bij neer en wist meneer Van Simaey ervan te overtuigen dat Danny Goethals ongeschikt was voor de rol van de Verteller, de Evangelist. Ik vond dat die rol mij toekwam. Niet zozeer omdat ik per se geen Jezus wou zijn, zoals ik later vertelde in de veronderstelling dat dit mij in een seculiere context een verhoogde status zou opleveren, maar gewoon, domweg, omdat ik dan geen tekst uit het hoofd moest leren – iets waar ik toen en altijd enorm tegenop heb gezien. Ik trok mijn stoute schoenen aan en wees meneer Van Simaey erop dat de Evangelist te pas en te onpas onwillekeurig 't' zei. En inderdaad viel het, na empirische vaststelling, niet te ontkennen dat Danny Goethals de gewoonte had om te pas maar eigenlijk vooral te onpas de punt van zijn tong met een klak van zijn verhemelte los te maken en zo een 't'-klank te produceren, zomaar, tussen twee woorden in.

Onmiddellijk daarop kraaide – t – een haan. En Petrus herinnerde zich het woord van Jezus die – t – gezegd had: ‘Voor het kraaien van de haan zult ge Mij driemaal – t – verloochend hebben.’ Hij ging naar buiten en – t – begon bitter te wenen.


Otto Dix, Petrus und der Hahn II


In plaats van een straf voor mijn pretentieuze bemoeienis kreeg ik gelijk. Ik denk niet dat Danny Goethals er gelukkig mee was.

En zo breide ik, staande voor een microfoon, tijdens die mis van Goede Vrijdag als Verteller de clausen van mijn klasgenoten aan elkaar. Ik heb nog vaak teruggedacht aan mijn optreden als Evangelist, bijvoorbeeld toen ik vele jaren later de Mattheus- of Johannespassie van Bach beluisterde. Maar ik dacht er ook aan terug op Goede Vrijdagen zonder passie.



7706

Brussel - 250907

woensdag 8 oktober 2025

notitie 492

GOODALL

Op een gegeven ogenblik drong het tot mij door dat zowel de interviewer als de geïnterviewde kortelings overleden zijn. Wim Kayzer stierf in 2023, Jane Goodall vorige week.

Het is de dood van die laatste die mij deed grijpen naar het boek van de reeks Van de schoonheid en de troost en naar de aflevering waarin zij kwam vertellen over haar werk tussen de chimpansees in een Tanzaniaans woud, over de troost en schoonheid die zij daarbij ervaart. Ondervrager en spreekster zijn het op verschillende punten fundamenteel oneens met elkaar. Dat voel je onvermijdelijk, ondanks alle respect waarmee Kayzer Goodall bejegent. Zij gelooft in God, zij denkt dat er een leven na de dood is, zij ervaart de ‘aanwezigheid’ van haar overleden echtgenoot, zij denkt dat de schepping naar een doel evolueert, zij meent dat zij op deze planeet uitvoert wat een Hogere Instantie van haar verlangt. Maar er is toch ook overeenstemming. Kayzer lijkt bereid te aanvaarden dat chimpansees emoties hebben. Die dieren hebben zin voor humor, voelen verdriet, hebben een doodsbesef. Zij kunnen rouwen, elkaar troosten, iemand verwelkomen – ook als die iemand een mens is, zeker een mens die hen empathisch benadert. Zeker als die mens Jane Goodall is, die niet uitsluit dat deze dieren een soort van zelfbesef hebben. In al die eigenschappen, die het verschil tussen mens en dier dan misschien niet opheffen maar toch zeker en vast verkleinen, ben ik geneigd ook te geloven, zoals Kayzer, maar ik deel zijn ingehouden scepsis ten aanzien van Goodalls filosofische opvattingen.

Nu, dat doet er eigenlijk niet toe want feit is dat ik mij in de loop van het interview een paar keer zeer ontroerd heb gevoeld, bijkans tot tranen toe bewogen. Dat heeft wellicht vooral te maken met de rustige, waardige, ingetogen manier waarop Goodall spreekt. Je zou het charisma kunnen noemen, vermoed ik. En met de onnadrukkelijke aanwezigheid van Kayzer, die niet in beeld komt en wiens vragen altijd zeer kort zijn. Mijn ontroering heeft meer met met het hoe te maken dan met het wat. Meer met de vorm dus, dan met de inhoud.

https://www.youtube.com/watch?v=nBXbCqHqNv8