VERZET
Ik ging naar een
door de Brugse afdeling van het Masereelfonds georganiseerde
bijeenkomst over verzet. De inleider belichtte enkele ontwikkelingen
in de maatschappij die het noodzakelijk maken om verzet aan te
tekenen. Niet de minste ontwikkeling is de criminalisering van
verzet: de overheid neemt maatregelen om kritiek op haar in de kiem
te smoren. Bijvoorbeeld door organisaties die kritiek uiten niet
langer te subsidiëren. Of daar toch minstens mee te dreigen. Verzet
wordt ook bemoeilijkt omdat de machthebbers zich niet langer gebonden
voelen door de waarheidseis: zij zetten fake news in als wapen om de
geloofwaardigheid van de oppositie te ontkrachten en zo hun eigen
macht te versterken. Een derde belangrijke element in de
politiek-maatschappelijke ontwikkelingen van de jongste jaren is de
militarisering van de openbare ruimte. Wie overal wapens en uniformen
en robocops in het straatbeeld ziet opduiken, houdt zich vanzelf
gedeisd. Denk aan wat Trump in enkele grote Amerikaanse steden doet.
Enfin, de
situatie is nog veel ingewikkelder en veelzijdiger dan dat. Bij de
bevolking wordt het gevoel van machteloosheid steeds groter. Er is
angst en onbehagen. Men ziet ‘het systeem’ tegenover zich staan
en weet niet meer waar te beginnen om het aan te pakken. Men vindt
het al moeilijk om het te begrijpen. Hoe het in elkaar zit en wat er
de finaliteit van is. Als er al een finaliteit is die het belang van
de machthebbers en de aandeelhouders overstijgt en bijvoorbeeld –
ik zeg maar iets – het algemene welbevinden ten goede komt en van
deze wereld een betere plek maakt, voor onszelf en voor wie na ons
komt.
Er waren drie
sprekers. De eerste spreker, een kunstenares en slachtoffer van
misbruik en, sinds zij daar ruchtbaarheid aan gaf, uitgerangeerd uit
de diverse platformen waar zij een publiek had gevonden, pleitte voor
zich uitspreken. Zoek rust in zeggen wat je vindt dat je moet zeggen.
En zoek rust in dingen maken. De tweede spreker, een leerkracht en
auteur van een boek over moed, maakte duidelijk waarom de bereidheid
om risico’s te nemen belangrijk is. Hij pleitte voor het aangaan
van het gesprek met de racistische nonkel en om beter te leren zien
wat er aan de hand is. Hij haalde Connie Palmen aan: ‘Wie zichzelf
niet ziet, kijkt niet goed om zich heen.’ Moed is volgens deze
tweede spreker een sociaal gegeven. Je kunt het best deel uitmaken
van een groep en samen met anderen in het reële leven, dus niet
achter een scherm, actie ondernemen. De derde spreker, een kersverse
politica, wees op het belang van verhalen. We hebben zin nodig, in de
drie betekenissen van het woord: betekenis, richting en verlangen.
Luister naar de mensen, zei ze. Probeer te achterhalen hoe het komt
dat die racistische nonkel racistisch is geworden. Luister naar de
tegenstemmen. Dat is nodig want een democratie kan niet zonder
tegenstemmen. Ook autoriteit is nodig. Dat is niet de macht van de
autoritaire leider waar velen aan de andere zijde van het politieke
spectrum, die niet op deze bijeenkomst aanwezig waren, naar
verlangen, maar wel de autoriteit van de morele stem die, zonder te
dwingen, de richting aanwijst. Verzet kan werken, daar wist deze
derde spreker enkele voorbeelden van te geven. Voorwaarde is dat je
a) niet normaal vindt wat niet normaal is, b) dat je je verzet
volhoudt en c) dat je samen met anderen in het verzet gaat. Want wie
dat alleen doet, zo bleek uit een reactie uit het publiek, stelt zich
veel te gemakkelijk bloot aan intimidatie en broodroof, of toch
minstens de dreiging daarvan. De derde spreker wees op het belang van
effectief actie ondernemen, van menselijkheid. Dat kan ook in kleine
gebaren. Hoop is niet: wachten tot het goed komt, maar wel iets doen
vanuit de overtuiging dat dat zin heeft. Of zin geeft.
Ik was een van de
aandachtige luisteraars in het publiek. Veel van de mensen die daar
ook zaten ken ik: Brugge is een zeer kleine stad, en het aantal
links-geëngageerde mensen dat bereid is om op zatervoormiddag tien
uur een debat bij te wonen is eerder beperkt. Behalve het
Masereelfonds zijn er in mijn stad bovendien niet zoveel links
geïnspireerde organisaties.
Ik was het
uiteraard met bijna alles eens. Ik vond het interessant wat ik hoorde
over intimidatie. Dat heb ik zelf ook al meegemaakt. Je bent er
vooral kwetsbaar voor als je, inderdaad, alleen staat. Maar als je
wordt geïntimideerd omdat je iets hebt aangekaart, bewijst dat
volgens mij wel dat je op de juiste nagel hebt geklopt. Ik vond het
ook interessant wat er werd gezegd over burgerlijke ongehoorzaamheid,
en waar dat overgaat in zinloos en contraproductief geweld. Ik vind
ook dat een betoging voor de goede zaak best niet ontaardt in
amokmakerij en vandalisme. Maar ik wil toch ook niet blind zijn voor
het institutionele geweld (imperialisme, repressieve overheid,
milieuverslindend kapitalisme) waartegen wordt betoogd. Geweld is een
breed begrip. Het is niet omdat de media vooral de gemaskerde
casseurs in beeld brengt, dat je blind moet zijn voor dat andere,
structurele geweld. Overigens beschadigen de casseurs vooral de
betoging en de goede zaak, meer dan die enkele overheidsgebouwen die
ze te lijf gaan. Dat komt de overheid in die mate goed uit dat je zou
kunnen denken dat zij blij is met de aanwezigheid van casseurs en met
het disproportioneel in beeld brengen van hun acties.
Ik vroeg me
natuurlijk ook af hoe ik verzet pleeg. Ik ben het met veel tot zeer
veel van hoe onze zogenaamde samenleving is georganiseerd oneens, en
voel me in deze wereld absoluut niet thuis. Maar wat doe ik? Waaruit
bestaat mijn activisme? Weet ik eigenlijk wel hoe die wereld er zou
moeten uitzien opdat ik er mij wél thuis in zou voelen? Ben ik niet
te laf om tot actie over te gaan, om mensen écht aan te spreken in
plaats van hier veilig achter mijn scherm – scherm, in een dubbele
betekenis – meninkjes neer te schrijven en ze op het zeer beperkte
marktplein van mijn in grote mate door onzichtbare krachten
gemanipuleerde Facebook-tijdlijn te ‘pleuren’? Moet ik mij echt
beperken tot die kleine daden van medemenselijkheid en
vriendelijkheid waarin ik dan vaak mijn machteloosheid sublimeer? En
wat met het gezelschap in de zaal waar de voormiddag met de drie
sprekers plaatsvond. Met verschillende aanwezigen kan ik, om zeer
uiteenlopende redenen waarbij mij telkens, denk ik toch, geen schuld
treft, niet door één deur. Zou het geen goed idee zijn om eens te
beginnen met mij alvast met die mensen te verzoenen?
Neen, een
opvoering van de Stomme van Portici is deze bubbelbijeenkomst alvast
niet geworden. Wel een inspirerende aanzet tot bezinning. En ik heb
er voor- en achteraf met enkele mensen gesproken. Sommigen liggen mij
zeer na aan het hart, met anderen is er nog een hele weg te gaan.
Maar ik heb dan toch de gelegenheid te baat genomen om een eerste
aanzet te geven. Misschien had ik iets langer moeten blijven. Ik heb
alvast mijn lidmaatschap van het Masereelfonds hernieuwd. Want alleen
staan wil ik niet.