zaterdag 14 juni 2025

LVO 230

Hoe zal ik mijn paradijselijke toestand omschrijven, het veronderstelde onbeschreven blad van mijn nog zorgeloze bestaan, mijn Hof van Eden waar de bloesems van de appelboom nog onbestoven zijn?

Zou die Hof in de Borinage zijn gelegen waar mijn moeder in haar hoekwinkel van de firma Battard levensmiddelen verkocht aan de echtgenotes van gastarbeiders uit Zuid- en Oost-Europese landen, met onder haar rokken de peuter die ik toen was, in een nog acuut preconsciënte fase onverdeeld en onbekommerd en onbeschadigd genietend van een universum van rekken en schappen waarop allerlei kleuren en geuren en smaken lagen en stonden uitgestald? Ja, laat ons zeggen dat die situatie, dit tafereel, mijn Arcadië moet geweest zijn, hoe precair en armetierig en nooddruftig de omstandigheden voor mijn ouders toentertijd ook mogen zijn geweest.

Tôt ou tard, café Battard.

Alsook, uiteraard:

La vie est belle et sans soucis pour qui de Solo se nourrit.

Mooi en zorgeloos, toch voor mij, maar ik herinner mij niets van dat verzonken Arcadië.

Ik noteer hier voorlopig dat in mijn voorstelling van dat nog ongerepte paradijs, dat ongebroken bestaan, mijn moeder onmiskenbaar en evident aanwezig is. Niet de visu, maar veeleer als concept – als een warme geborgenheid, een lauwe geur. Die moederlijke warmte, zo beeld ik mij in, zal wel een constante zijn in de wondere wereld der autopsychografieën. Ik veronderstel dat in evocaties van de vroegste kindertijd de mama, de Mutti, de maman, de moeke in mijn geval, vaker als belangrijkste en eerste geborgenheid wordt gememoreerd dan de strenge, autoritaire, afstandelijke, afwezige en ruwe vader.

De parallelle lijnen van de rekken waartussen ik in dat winkeltje heen en weer loop komen samen in het denkbeeldige verdwijnpunt in het verlengde van het gangetje. De ordening van de waren; de wisse en kundige wereld van maten en gewichten; de kloppende rekeningen tot twee cijfers na de komma; het afgemeten gerinkel van de deurbel en – in een afgezwakte en discrete echo – van de kassalade, ik bedoel de lade van de kassa… Een hele mercantiele constructie wordt in stelling gebracht tegen de onvoorspelbaarheden en imponderabilia van de boze buitenwereld...

We bevinden ons in de Borinage, vlak voor de grote economische kladderadatsch die de hele streek zou kelderen: een grauwe werkelijkheid van bestofte kasseibanen, dampende schoorstenen en zich ophopende steenkoolterrils zoals ze in de film van Henri Storck en Joris Ivens is blijven voortleven. In die bescheiden nering probeert mijn moeder een broos evenwicht in stand te houden tussen chaos en orde, vreemdheid en geborgenheid, onzekerheid en overleving... Daar moet mijn hang naar stabiliteit en overzicht zijn ontkiemd en uitgegroeid tot een krampachtige neiging om die vroege, maar altijd precaire, behaaglijkheid vast te houden.

Die uitstalling van waren heeft dan weer, onafwendbaar, geleid tot mijn moeilijk kanaliseerbare maar desalniettemin onstuitbare drang tot verzamelen en ordenen, tot schrijven uiteindelijk, wat in wezen en in aanvang wellicht niets anders is dan de nogal primitieve poging om iets van die nu definitief onnaspeurbare oorsprong te bewaren of te restaureren. Elk rijtje schelpjes, keitjes, pionnetjes, autootjes – volgens kleur, vorm, omvang – dat ik ooit heb gevormd (en God, wat heb ik met schier autistische verbetenheid talloos veel rijtjes gevormd!); elke tekening of – op veel latere leeftijd – foto die ik heb gemaakt; elke aaneenschakeling van woorden tot een zin, alinea of tekst die ik ooit heb geschreven: dat alles is, mits enige mystificatie, in de kern terug te voeren tot mijn ontraceerbare, nog niet door zelfbesef verstoorde aanwezigheid in de winkel van mijn moeder op de hoek van twee straten in een Borinagedorp in een ver verleden dat – onwaarschijnlijk genoeg, zo komt het mij nu voor – ook het mijne is geweest en dat ik nu – dat besef ik maar al te goed – ten zeerste idealiseer. Maar is dat niet gebruikelijk als we het over verloren paradijzen hebben? Ik dacht het wel, en zeker als we het over verloren paradijzen hebben die dubbel op slot zijn omdat ze zowel in de werkelijkheid als in de herinnering verdwenen zijn.