maandag 2 juni 2025

boekverhaal 51

In deze rubriek heb ik het over door mij gelezen of in mijn bezit zijnde boeken waar een verhaal aan vasthangt of die iets bijzonders voor mij betekenen.


augustus 1988

HERINNERING, SPOOR

Als iemand, de Wim Oosterlinck van dienst zeg maar, mij zou vragen – maar niemand doet het! – wat mijn drie favoriete Nederlandstalige boeken zijn, dan zou De zondvloed zeker een van die drie zijn. Ja, zelfs als iemand mij zou vragen naar mijn drie favoriete boeken tout court, ook dan zou de kans groot zijn dat het magnum opus van de man die volgens De Mens dát goed doet, te weten boeken schrijven, erbij zit.

De zondvloed is, zoals ik eerder al eens schreef: hét meesterwerk van een van de grootste Nederlandstalige schrijvers, een worsteling met het schrijverschap, de herinnering aan het verloren paradijs, verzopen liefdesverdriet. Een magistrale compositie die de werking van het geheugen illustreert.’

Ik heb in Leuven, in de eerste helft van de jaren tachtig, les gehad van professor Samuel IJsseling. Hij had het over fenomenologie en over op Heidegger en Baudrillard geënte maatschappijkritiek – ik herinner me dat hij het had over het ‘militair-industrieel complex’, het was de eerste keer dat ik die term hoorde. Wat ik ook nog goed heb onthouden, maar dan iuxta cathedra, was dat het gerucht de ronde deed dat Sam aan een roman aan het werken was geweest, maar dat hij daar de brui aan had gegeven nadat hij De naam van de roos van Umberto Eco had gelezen. Een dergelijke kwaliteit zou hij nooit kunnen evenaren, wist hij stellig en hij borg zijn literaire ambities op. (Dat een van de personages in De wetten van Connie Palmen geënt was op zijn persoon, waardoor hij alsnog een plaats verwierf in de Nederlandstalige letteren, kon hij nog niet weten want dat boek verscheen pas enkele jaren later, in 1991.)

Wat De naam van de roos was voor IJsseling, die in 2015 overleed, was in zekere zin De zondvloed voor mij. Ja, ik koesterde in die tijd de ambitie om een roman te schrijven – maar wie doet dat niet, het is dus geen schande. Aan mijn ambitie kwam in elk geval een einde nadat ik in de zomer van 1988, op bijna 27-jarige leeftijd, de grote roman van Jeroen Brouwers had gelezen. Hier werd mij misschien voor het eerst duidelijk wat literatuur werkelijk vermag. Een roman is veel meer dan een verhaal, dan de hoogstpersoonlijke verwerking van een trauma, dan de presentatie van een personage dat een evolutie doormaakt. Een roman is – misschien eerst en vooral – een artefact, een weefsel van woorden, beelden, metaforen, inter- en intratextuele referenties… Een roman is minstens evenveel een vorm als een inhoud. Of juister: een roman bestaat uit het even harmonieuze als noodzakelijke samenspel van vorm en inhoud. Een roman is, zoals bij Brouwers’ Zondvloed zeker het geval is, altijd ook in grote mate een compositie. Partituur én uitvoering.

Die eerste keer las ik De zondvloed in een paperbackeditie met De grote golf van Hokusai op de cover. Dat exemplaar ging verloren – mede ook doordat ik vergat aan wie ik het had uitgeleend. (Ik houd nochtans een lijst bij met alle boeken die tijdelijk mijn bibliotheek verlaten, maar die keer vergat ik mijn uitlening te noteren, blijkbaar.) Omdat ik me niet kon voorstellen dat ik zonder Zondvloed verder door het leven moest, schafte ik mij dan maar een nieuw exemplaar aan, dit keer een pocketeditie met een veel minder fraaie coverillustratie. Ik gebruikte
deze uitgave voor de voorbereiding van de leesclubsessie die ik in september 2007 leidde –
we kozen voor de eerste sessie na de zomer altijd een dik boek. Tijdens die voorbereiding maakte ik zoals steeds notities, die ik vervolgens driftig met kleurstiften te lijf ging om allerlei verbanden, herhalingen, kruisverwijzingen et cetera uit te lichten.



Ook dit pocketexemplaar leende ik uit, zij het nu wél na een zorgvuldige registratie, en wel aan mijn toenmalige schoonmoeder. Mijn verbijstering was groot toen ik mijn boek terugkreeg en zag dat zij er met inkt (!) notities in had aangebracht. Dat kostte haar een ferme veeg uit de pan, weliswaar met het respect een oude dame verschuldigd, maar toch kordaat. Zeker ook omdat de notities niet altijd voor toegevoegde waarde zorgden. Nu, nu mijn toenmalige schoonmoeder er al geruime tijd niet meer is, heeft de tijd deze notities getransformeerd tot een aandoenlijk spoor, de tastbare restant van een dierbare herinnering aan een mooie tijd. Ook zo werkt de herinnering.




Jeroen Brouwers, De zondvloed (1988)