In deze rubriek heb ik het over door mij gelezen of in mijn bezit zijnde boeken waar een verhaal aan vasthangt of die iets bijzonders voor mij betekenen.
januari 1987
ESCAPISME
Ik denk niet dat ik ooit meer troost heb gevonden in een boek dan in de week van 5 tot 13 januari 1987, toen ik in het militair hospitaal van Antwerpen Liefde in tijden van cholera van Gabriel García Márquez las. Hoe ik in dat onzalige oord was verzeild geraakt, zal ik te gelegener tijd wel eens uit de doeken doen, maar feit is dat ik daar niet voor mijn plezier twee weken doorbracht. Men – ik gebruik hier nadrukkelijk het onpersoonlijke, naar een hogere en geen tegenspraak duldende instantie verwijzende onpersoonlijke voornaamwoord ‘men’ – had mij naar die militaire kliniek gestuurd om te verifiëren of de medische getuigschriften die mij waren verstrekt in de ‘burgerlijke’ geneeskundige voorzieningen, op basis waarvan ik meende te zullen worden vrijgesteld van mijn dienstplicht, overeenstemden met de fysieke realiteit zoals die door de instanties van de krijgsmacht dienden te worden vastgesteld.
Ik dacht dat het niet veel meer dan een formaliteit zou worden. Papiertje lezen, stempeltje zetten en terug naar huis. Quod non. Ze hielden mij daar twee volle weken aan de praat. Eerste dag inchecken. Tweede dag pols meten. Derde dag een bloedafname. Vierde dag eens naar het hart en de longen luisteren. Enzovoort. Ook in Antwerpen tellen de dagen vierentwintig uren.
Na twee weken mocht, of moest, ik alsnog aan mijn legerdienst beginnen. Waar ik had gedacht het volle jaar 1987 voor mezelf te hebben, voor het zoeken van werk en het bouwen aan een toekomst, daar bevond ik mij opeens in de onverwachte situatie dat ik pas in november opnieuw mijn leven in handen zou kunnen nemen. En de eerste twee weken van die onafzienbare periode zat ik dus, toen en daar, wel degelijk gevangen in een somber en labyrintisch kazernegebouw.
Het militair hospitaal van Berchem-Antwerpen was toen nog niet omgebouwd tot het complex met chique appartementen, een trendy horecazaak en een parking vol SUV's, zoals we het nu kennen. Neen, de gebouwen stonden er nog volop te verkommeren in hun vroeg-twintigste-eeuwse terneerdrukkendheid: lange gangen, rammelende ruiten, in vuilgeel en beige gesauste muren, wegroestende verwarmingsbuizen – helemaal niet de plek waar je onder dwang wil vertoeven als je een etmaal eerder nog dacht helemaal niet van je vrijheid te zullen worden beroofd. Bovendien was het die eerste weken van 1987 bitter koud. Het vroor tot min twintig graden – ik denk niet dat het sindsdien nog ooit zo koud is geweest in ons land. Binnen werd er uiteraard tegen klippen en bergen op gestookt. Ik herinner me goed dat ik, toen ik me in een van de aan weerszijden enkel beglaasde gangen van mijn kamer naar de eetzaal begaf, me realiseerde dat het temperatuurverschil tussen binnen en buiten opliep tot bijna vijftig graden Celsius. Die gang liep langs de kapel waarin ik in mijn wanhoop ooit eens een kwartiertje een poging heb ondernomen om bij een hogere instantie mijn nood te klagen.
De hogere instantie gaf niet thuis.
Wie wel thuis gaf, was mijn Colombiaanse vriend Gabriel. Het toeval had het zo geregeld dat ik zijn Liefde in tijden van cholera bij me had. Dat godzijdank meer dan vijfhonderd bladzijden tellende boek blijft voor mij onlosmakelijk met die onzalige veertiendaagse verbonden. Ik kan het niet ter hand nemen, of ik lig weer op dat gore bed waarop ik ettelijke uren de werkelijkheid vergat. Puur escapisme was het. Effectieve troost ook. En ja, het boek gaat over geduld. Hoe je soms een leven lang moet wachten op het geluk. Dan had ik nog niet te klagen met mijn veertien dagen of, bij uitbreiding, tien maanden vrijheidsberoving.
In
2017 herlas ik Liefde in tijden van cholera. Ik stelde toen
een lijst op met namen van alle – 227! – personages die mij
dertig jaar eerder gezelschap hadden gehouden op mijn Berchemse
brits:
https://pascaldigital.blogspot.com/2017/09/de-zomer-van-2017-37-lijstje-17.html
.
Gabriel García Márquez, Liefde in tijden van cholera (1985)