In deze rubriek heb ik het over door mij gelezen of in mijn bezit zijnde boeken waar een verhaal aan vasthangt of die iets bijzonders voor mij betekenen.
KUNST DIE GEEN KUNST WIL ZIJN
Ik had iets over Roland Jooris willen schrijven omdat ik uit mijn leeslijst zijn Gedichten 1958-1978 oppikte, maar ik kan die verzamelbundel nergens terugvinden. Heb ik hem uitgeleend? Heb ik hem eens samen met een hele stapel andere poëzieboeken aan een bevriende poëzieverzamelaar geschonken of verkocht? Heb ik het boek wel ooit in mijn bezit gehad? Ik weet het niet meer. Maar gelezen heb ik het boek in ieder geval wel, anders zou die titel niet in mijn lijst staan.
Dat was in maart 1987. Zeker geen toeval want in die tijd leerde ik Roland Jooris kennen – het lijkt me logisch dat ik als gevolg van die ontmoeting, of daardoor geïnspireerd of aangemoedigd, ook met zijn werk kennis wilde maken. Ik leerde Roland namelijk kennen als de vleesgeworden beminnelijkheid. Scherp gesneden gelaat, rijzig figuur, altijd piekfijn uitgedost, sigaartje in de bek, glurende pretoogjes, giechelende nasale lach en luisterbereid, nooit zelf het hoge woord voerend, genietend van zijn gezelschap en daarin door iedereen geliefd.
![]() |
foto: Rony Heirman |
Ik was in de gelegenheid om Roland te leren kennen via mijn vriend – we waren toen nog vrienden – Benoît van Innis. Roland had Benoît de kans gegeven om een tekening te plaatsen in het in eigen beheer volgeschreven en gedrukt en uitgegeven en voornamelijk onder vrienden verspreid kwartaalschrift Eenzijdig gestreken. Het moet een van de eerste keren zijn geweest dat Benoît een van zijn tekeningen in druk zag verschijnen. Niet zo heel veel later genoot ik dezelfde eer: mijn eerste publicatie, in datzelfde tijdschrift, was een tekst over de documenta van 1987, die ik in Kassel had bezocht.
De nummers van het trimestrieel verschijnende blad, ambachtelijk gedrukt te Wetteren bij drukkerij Drieghe, werden telkenmale voorgesteld te Serskamp. Dat waren memorabele ontmoetingen. Op de met uitsluitend kiezelsteentjes bedekte koer van een door het dorp opgeslokt fermettetje werden aan ijzeren tafeltjes grote flessen Zottegems bier aangevoerd – Jooris en zijn maten noemden die flessen ‘kathedralen’ – terwijl op een aftandse platenspeler de eerste kant van een plaat van Georges Brassens op repeat stond. Het was de hele namiddag lang van: Les copains d’abord. Ik kreeg de indruk dat het tijdschrift maar een aanleiding vormde om op gezette tijden eens goed door te zakken in een sfeer van onbezorgde verbondenheid. Ik herinner mij dat een van die middagen eindigde in een obscuur baancafé waarvan de uitbaatster haar deur had geopend nadat Roland of Raf, een van de kunstenaars in Rolands entourage die sculpturen maakte met afvalhoutjes en sigarenkistjes, daarop geklopt of gebonkt had. Raf heb ik die avond nog tegen de grond zien gaan.
Enfin, we zijn die nacht nog veilig thuisgekomen, maar vraag me niet meer hoe. We zouden het vandaag niet meer durven. Als er al een gelegenheid toe zou bestaan. Het is in elk geval een goede herinnering. Veel van die mannen, die toen al bijna zo oud waren als ik nu ben, zijn inmiddels al in een definitief horizontale toestand terechtgekomen.
Roland Jooris schreef vaak over schilderkunst. Hij was een van de bezielers – en lange tijd conservator – van het Raveelmuseum in Machelen-aan-de-Leie. Over Raveel schreef hij, bijvoorbeeld, deze kraakheldere zin: ‘Het blauw, geen achtergrond maar een verte zo nabij als het schilderij.’ Ik tref die zin aan in het bibliofiel uitgegeven boek Geschilderd of Geschreven, dat ik wél nog in mijn collectie terugvind. Het bevat prozateksten en kritische beschouwingen over een aantal kunstenaars uit diezelfde sfeer en omgeving: behalve Roger Raveel onder meer Dan Van Severen, Eugène Leroy, Raoul De Keyser en Raf Buedts (‘meubeldingen’). Van het boek, een hebbeding dat is ‘gezet uit de Linotype-Garamond korps 10 en gedrukt op Ingres Van Gelder Zonen 95 g. door drukkerij Haers te Assenede in de maand oktober 1992’, werd vormgegeven door Roel Goussey en een oplage had van 510 exemplaren, waarvan de nummers I tot X niet in de handel werden gebracht, houd ik het door de auteur gesigneerde exemplaar nummer 96/500 in mijn handen.
Nog een citaat: ‘Het is geen kunst, zegt Raf Buedts, het is maar wat rommel, het is niets. / Zo gaat dat: echte kunst weigert kunst te zijn. / In haar negatie zit haar bevestiging.’
Ik heb die mannen maar een paar keer ontmoet, maar wat een vormende en door mij gekoesterde herinnering!
Roland
Jooris, Gedichten 1958-1978
Roland
Jooris, Geschilderd of Geschreven (1992)