In deze rubriek heb ik het over door mij gelezen of in mijn bezit zijnde boeken waar een verhaal aan vasthangt of die iets bijzonders voor mij betekenen.
MOEDWILLIG VERDWALEN
Iedere keer dat ik op missie moest, was het zaak om een pocketje bij te hebben dat klein genoeg was om in de zak van mijn kaki broek mee te nemen. Een pocketje dat in de ware zin van het woord een pocketboek was. Een week of twee heeft de zeer goedkoop uitgevoerde editie van de verhalenbundel Blow-up in de reeks Meulenhoff Moderne Classics die functie vervuld.
Het was de tweede druk van wat oorspronkelijk in de Nederlandse vertaling van Las armas secretas (‘door prof. dr J.A. van Praag en Barber van de Pol’) Geheime wapens heette. De titel was gewijzigd omdat de verfilming (1966) onder de titel Blow-Up door Michelangelo Antonioni van ‘Het kwijlen van de duivel’, een van de verhalen in de bundel, zulks, zo neem ik toch aan, opportuun maakte.
Die tweede druk is zonder meer een voddige editie. Het ding ligt hier naast me. De kwaliteit van het papier is ondermaats. Indien je er met een kroontjespen in zou schrijven, je zou blijven haken aan de houtvezels. En in de loop van de 38 jaar dat het boekje in mijn bezit is, zijn de bladzijden tot 2 centimeter van de rand af inwaarts bruiner geworden. De kaft, vormgegeven door ‘Zeno’ en met een illustratie van een zekere Henri Reiling, is foeilelijk en godzijdank totaal gedateerd.
Ik had deze herdruk van Geheime wapens dus altijd bij me, die twee weken in september 1987. Ik vervulde mijn legerdienst als chauffeur in Peutie. Regelmatig moest (mocht) ik op missie. Met een MAN-vrachtwagen, of met een Renault 4. Een schroef ophalen in Welkenraedt, of naar een winkel van militaria in hartje Brussel. Die rit naar Welkenraedt, toch een 300 kilometer heen en terug, was vergeefs want de kleine kmo waar ik een onderdeel van een of ander oorlogstuig moest ophalen, was die dag gesloten en niemand had dat op voorhand geverifieerd. De Brusselse winkel was – ik herinner het me nog goed – op een toen al anachronistisch aandoende manier gespecialiseerd in medailles, lintjes, insignes, allerlei op te naaien kentekens en distinctieven, schildjes, vlaggen, eretekens, enzovoort. Brussel was, vanuit Peutie, helemaal niet ver, en bood dus meer mogelijkheid dan de Oostkantons om de tijd te rekken die me was toegemeten om mijn missie succesvol af te ronden. En om deze uitgerekte tijd naar eigen goeddunken in te vullen.
Ik sjeesde met m’n R4 de E17 op, tot aan de grote Ring rond Brussel, verliet die ergens bij Evere, en reed op goed geluk de hoofdstad in. In die tijd waren er nog geen elektronische satellietgestuurde devices die je feilloos en met zoetgevooisde stem naar je bestemming loodsen. Het enige hulpmiddel dat ik tot mijn beschikking had was een stadsplattegrond. Die liet ik echter nog even liggen op de passagiersstoel. Ik reed het centrum binnen, tot voorbij de kleine Ring, en verdwaalde moedwillig door een hele tijd de eerste straat links, de eerste straat rechts in te rijden. Tot ik op een gegeven moment absoluut niet meer wist waar ik me bevond. Ik parkeerde mijn legervoertuig en deed een tuk. En ik las vervolgens een paar bladzijden Cortázar. Toen het zo stilaan tijd werd om me naar de parafernaliawinkel te begeven, diepte ik het adres ervan op uit het register van de stadsplattegrond en zocht – en vond – mijn weg naar de winkel. Zo leerde ik mijn weg in Brussel kennen. Ik haalde het zakje met uitgaanskostuumknopen op, liet de bestelbon aftekenen en keerde met mijn kakigroene R4 terug naar Peutie. Uiteraard niet na eerst nog het voor het winkelbezoek begonnen verhaal uit te lezen.
Net voor het einde van de werkdag, zo tegen vier uur in de namiddag (waarna ons nog een lange avond van verveling wachtte), reed ik terug de kazerne van Peutie binnen, vulde de verreden benzine aan en zette mijn vehikel op zijn plaats in de garage.
Vorig jaar zag ik die film van Antonioni. Ik vond hem bijna even gedateerd als de cover van mijn pocket en als dat waarschijnlijk al lang niet meer bestaande winkeltje in Brussel. En ik herlas het verhaal ‘Het kwijlen van de duivel’. Ik dacht: dan lees ik de andere verhalen die in die bundel staan ook nog eens, maar het is er niet meer van gekomen. We zijn een jaar verder, intussen. De tijd spoedt zich voort. Ik heb niet meer alle tijd, en al veel minder aandrang om moedwillig te verdwalen.
Julio Cortázar, Blow-Up (1959; vertaling 1969 en 1971; Geheime wapens 1986; Blow-Up 1987)