
In
Naked toont Mike
Leigh wat er overblijft als het bestaan tot een naakte overlevingsdrift is
herleid, als met andere woorden het laatste laagje beschavingsvernis is
weggekrabd. Of neen, hij toont méér dan dat. Hij toont ook de toestand waarin
Engeland is terechtgekomen (de film is van 1993) of, positiever geformuleerd,
dreigt terecht te komen wanneer de
aankomende generatie niet meer wordt opgenomen in de geborgenheid van een
vanzelfsprekende sociaal-economische structuur waarin waarden en de zin van het
bestaan niet elke keer opnieuw moeten worden genegotieerd, waarin arbeid nog
zin heeft, waar er nog arbeid
is. Het
bestaan in de grootstad is bitter, zeker voor wie er zonder werk of toekomst aanspoelt.
Op een nacht heeft Johnny (voortreffelijk vertolkt door karakterkop David
Thewlis) een ontmoeting met een nachtwaker in een nieuw maar nog leegstaand (!)
kantoorgebouw. Die waker heeft een eenzame, absurde job: hij moet de hele nacht
door met een apparaat her en der in het gebouw verspreide contactpunten
activeren. Op een gegeven ogenblik passeren de twee een rij bloembakken met
kamervarens. ‘Het lijkt hier wel de jungle,’ zegt Johnny. Sterk van Leigh dat
hij het verband met de jungle buiten op straat, waar enkel nog het recht van de
sterkste lijkt te regeren, niet expliciteert.
Naked is een
bikkelharde film, en zeker niet alleen omdat de seks erin wanhopig en
illusieloos is. Je zou denken dat de humor het draaglijk houdt, maar eigenlijk
is het omgekeerde waar omdat je heel goed beseft dat die humor een fictionele verzachting
is van wat voor het overige niets anders dan rauw realisme kan worden genoemd.
De enige voorstelling van een mogelijk paradijs, het verlangen van de
nachtwaker om zich na zijn pensionering terug te trekken in een barak op de
Ierse westkust, blijft een onbereikbare droom. En natuurlijk is het erg gesteld
met de werkelijkheid als ook het paradijs, gesitueerd in dat desolate en stormachtige
gebied, een allesbehalve aantrekkelijk vooruitzicht biedt. (In het krot
tegenover het kantoorgebouw, waar een eenzame en drankzuchtige, al wat oudere
vrouw overleeft, hangt een kaart van Ierland tegen de muur. Deze vrouw zegt,
wanneer Johnny er haar, na een lusteloze vrijpartij, op wijst, dat zij de kaart
nooit eerder heeft bekeken: zij koestert zelfs die droom niet meer.)
Geen vrolijk mens- en maatschappijbeeld schotelt Leigh ons
voor, maar ik verkies zijn aanpak toch boven de soms sentimentele en politieke benadering
van hetzelfde gegeven door zijn tijd- en landgenoot Ken Loach.