Toen het vuur een aanzienlijke hoogte en omvang had, liep Mendel met krachtige tred naar de kast en haalde er het roodfluwelen zakje uit waarin hij zijn gebedsriemen, zijn gebedsmantel en zijn gebedenboeken bewaarde. Hij stelde zich voor hoe die voorwerpen zouden branden. De vlammen zullen van de geelgetinte stof van de mantel van pure schapenwol bezit nemen en hem met spitse, blauwige, gulzige tongen vernietigen. De glinsterende zoom van zilverdraad zal langzaam verkolen, in kleine, roodgloeiende spiralen. Het vuur zal de bladzijden van de boeken zachtjes omkrullen, in zilvergrijze as veranderen en de zwarte letters voor enkele ogenblikken bloedrood kleuren.
Joseph Roth, Job, 156