lezen (update 250301)

schrijven

maandag 29 september 2025

LVO 287

fragment uit Het maaiveld


Met angst en beven traden wij het vijfde leerjaar tegemoet. Meneer Taveirne was een al wat oudere, pijprokende man. Vandaar zijn bijnaam Taftje Puupe. (Hij leek mij toen oud, maar dat kon hij onmogelijk zijn want hij overleed pas een jaar of veertig later en volgens Valentin Degrande nog altijd ‘te vroeg’.) Meneer Taveirne had de reputatie erg streng te zijn. Sommigen van ons had hij op de speelplaats al eens van achter de glazen van zijn zonweerkaatsende, toen al ouderwetse maar nu vintage Patrice Lumumba-bril een vlammende blik waardig geacht: hij paste de tactiek toe van de anticiperende intimidatie. Op die manier verzekerde hij zich van het ontzag dat elk gezag nodig heeft om zich te doen gelden.




Toch bleek meneer Taveirne, die de ons eigenaardig in de oren klinkende voornaam Marius voerde (maar de voornaam werd nooit gebruikt, uiteraard niet, bij geen enkele meester), helemaal niet zo afschrikwekkend. Streng was hij zeker, maar zijn strengheid was van de goede soort: het was een strengheid die ons het comfort van de duidelijkheid verschafte. Het kwam niet eens in ons op om tegen deze man te rebelleren, zoals wij het bijvoorbeeld tegen meneer Vanthuyne wel hadden gedaan. Meneer Taveirne maakte iedereen snel duidelijk waar het bij hem op stond: hij eiste stiptheid, stilte en orde, maar hij vierde ook af en toe, en zeker op tijd, de teugels. Zo kregen wij een aangename mix van discipline en vriendelijke vertrouwelijkheid, en ik denk nog altijd dat dat de beste vorm van samenwerking garandeert tussen overste en ondergeschikten.