fragment uit Het maaiveld
Ik probeerde een verhaal te schrijven. Ik vond inspiratie in mijn toenmalige interessesfeer: de autorace in Le Mans. Ik had het over: piloten, bolides, proefritten en snelste rondetijden. Na drie bladzijden had ik al min of meer begrepen dat ik niets wist te verzinnen. Ik bekeek de werkelijkheid als een archivaris van het bestaande, een die er niet in slaagde om onvermoede en nieuwe verbanden te creëren.
Mijn archiveringszucht zette zich een tijdje door in een andere bezigheid, waarin ik met enige goede wil de wortels van mijn latere – kortstondige – journalistieke loopbaan herken. Vanaf 1 januari 1976 hield ik het nieuws van de dag bij zoals ik het aantrof in De Standaard, de krant waarop mijn vader was geabonneerd en waarvoor ik twee decennia later twee jaar zou werken. Op de linkerpagina van het ruitjescahier kleefde ik uitgeknipte foto’s en rechts schreef ik, in het al vrij regelmatige maar weinig fraaie handschrift dat ik toen had, korte samenvattingen van wat volgens mij het belangrijkste nieuws van de dag was. Het cahier opende met een cafébrand ‘te’ La Louvière (‘15 doden, 23 gewonden waaronder 13 zeer ernstig’), een ‘in een verlaten woestijngebied ten westen van Koeweit’ neergestort passagiersvliegtuig (‘Al de inzittenden, 82, overleefden de ramp niet’), Belgische staalbedrijven die na een dramatisch verliesjaar subsidies aanvragen, en een dispuut tussen de Sovjetunie en de Verenigde Staten over de strategische kernwapens: ‘Deze meningsverschillen zouden geleid hebben tot het uitstel van een voorgenomen bezoek van Brezjnev aan Washington.’ Uiteraard mocht ook de sport niet ontbreken, met de uitslag van de Sint-Sylvestercorrida van São Paulo. Die stratenloop intrigeerde mij al een paar jaar: ik kon er maar niet bij dat die atleten zich op oudejaarsavond in het zweet renden in plaats van aan de feestdis aan te schuiven!
Spectaculair nieuws uit die dagen dat veel mensen van mijn leeftijd of ouder dan ik zich nog zullen herinneren waren de overstromingen. 6 januari: ‘Vandaag was de koning op bezoek in het rampgebied te Ruisbroek, waar hij een kijkje nam naar de overstromingen aldaar. De nog gebleven bewoners bleken weinig enthousiast over de komst van hun koning. Uitspraken zoals “Sire, waarom krijgt Vanden Boeynants zijn 30 miljard en moeten de dijken het stellen met 300 miljoen?” hoorde de koning welwillend aan. Nog een pikant detail. Voor de ramp kostten de rubberen laarzen in Ruisbroek 295 fr., nu 560 fr.’ Op de tegenoverliggende pagina kleefde ik de uit de krant geknipte en intussen iconisch geworden foto waarop onze gelaarsde vorst in een door soldaten en welwillende vrijwilligers voortgeduwd platbodempje staat. Lokale hoogwaardigheidsbekleders vergezellen hem. Een van hen draagt een hoedje.
Ik hield mijn premature journalistieke inspanningen niet lang vol: de laatste bijdrage betreft de gebeurtenissen van 26 januari 1976 – de klacht van mijn vader dat zijn krant de volgende dag al aan flarden geknipt was, zal hier wel niet vreemd aan geweest zijn. Dat ik al op jonge leeftijd interesse opbracht voor het wereldgebeuren, lijkt mij hiermee afdoende bewezen.