IN DE WAARHEID LEVEN 5/5
Onze ouders en opvoeders leerden ons dat waarheid belangrijk is, dat er een verschil bestaat tussen waarheid en leugen, en dat we in elk geval niet mogen liegen. Waarom zeggen zij dat wij niet mogen liegen?
Het heeft, denk ik, vooral met vertrouwen te maken. Wie, ook al is het maar één keer, heeft gelogen, is nog moeilijk te vertrouwen. Dat is zo tussen tussen ouder en kind, tussen leerkracht en leerling, tussen vrienden en tussen geliefden.
Ik heb het niet over het leugentje-om-bestwil, wel over achterbaks bedrog. Wie eenmaal het vertrouwen heeft geschonden, moet ervaren dat in alles wat hij of zij zegt, de leugen binnensluipt. Het vertrouwen herstellen is een schier onmogelijke taak.
Hier moet en wil ik persoonlijk worden.
Een van de bittere waarheden van het leven is dat duizend inspanningen om iemand vertrouwensvol in het leven te helpen staan door één leugen ongedaan kunnen worden gemaakt. Het is niet altijd evident om te zeggen dat het glas halfvol is, zoals in De macht der machtelozen Havel met zijn naar mijn aanvoelen iets te positief mensbeeld lijkt te willen doen.
Ik onderneem al sinds een jaar of tien een poging om mezelf voor te houden dat het glas halfvol is door een autobiografie te schrijven. Ik geef toe, het is een nogal omslachtige manier om te onderzoeken of het glas halfvol is dan wel halfleeg. Ik heb er zo mijn twijfels bij, of het werkelijk halfvol is, zeker wanneer ik vaststel dat het in mijn relaas van mijn leven disproportioneel vaak gaat over geschonden vertrouwen, en disproportioneel weinig over opgebouwd vertrouwen. Blijkbaar onthoudt een mens gemakkelijker de negatieve ervaringen. Wellicht heeft dat met zelfbehoud te maken: men bouwt gaandeweg een pantser op tegen leugenachtigheid.
In mijn boeken staan enkele relatief onschuldige voorbeelden van geschonden vertrouwen. Maar in het vierde deel van mijn autobiografie, ‘Vaderader’, gaat het over een ernstiger incident, dat met seksueel misbruik te maken heeft. Ik zal er hier niet dieper op ingaan, maar ik wil wel kwijt dat het schrijven van die autobiografie een nieuw licht heeft geworpen op wat ‘leven in de waarheid’ in mijn persoonlijke leven betekent, dus los van de maatschappelijke en politieke betekenis die Havel eraan geeft. Door het schrijven namelijk heb ik mij kunnen bevrijden van de leugen waarin ik veertig jaar heb geleefd. Ik heb altijd, daartoe aangezet door schaamte en schuld, veel verzwegen en leefde daardoor als het ware in twee parallelle werelden. In die twee werelden leerden mijn medemensen mij op verschillende manieren kennen. Aan die schizofrene situatie is nu een eind gekomen. Ik kan het verleden achter mij laten en als mens opnieuw, bijna zoals in mijn kindertijd, met mezelf samenvallen. ‘In de waarheid leven’, dus.