woensdag 4 maart 2020

LVO 121



Een maand of drie geleden fietste ik door de Populierendreef – ja, ik fiets wel vaker door de Populierendreef, hoe zou dat komen? Ik zag dat mijn ouderlijk huis te koop stond. De mensen die het huis omstreeks 1980 hadden gekocht, verkochten het nu. We waren alweer een generatie verder. Hoewel ikzelf helemaal geen kandidaat was, nam ik mij voor om eens bij het vastgoedkantoor naar de vooropgestelde prijs te informeren. Ik deed dat uiteindelijk niet. Wat maakt het uit of de prijs nu was gezet op 250-, 300- of 350-duizend? Of misschien nog meer? Het zijn maar getallen. Het huis ging snel van de hand want een week of drie later was er al een strook papier met daarop in kapitalen het woord ‘VERKOCHT’ schuins op het plakkaat geplakt. Gisteren passeerde ik er nog eens. Ik hoorde in het huis kappen en boren en slijpschijven. De poort van de garage stond open, ik kon binnen het stof zien opwaaien.

Moest ik stoppen om aan de werklieden te vragen of ik nog eens een blik mocht werpen? Ik zou hun uitleggen dat ik hier was opgegroeid, dat ik er zoveel herinneringen had, die ik nog eens wou… Ja, wat eigenlijk? Wat wou ik met die herinneringen doen? Ophalen? Toetsen? Vergeten? Het was me helemaal niet duidelijk wat ik daar eigenlijk te zoeken had. De werklieden zouden me begrijpen, maar begreep ik mijzelf?

Ik dacht aan dat plakkaat en de papierstrook erop. En ik besefte dat ik, als ik hier naar binnen zou gaan, een laag op dat verleden dreigde te leggen, waardoor dat verleden zich nog verder zou terugtrekken omdat de beelden die ik als kind van mijn ouderlijk huis had bewaard, en van mijzelf daarin, zich zouden terugtrekken achter het beeld van een huis in verbouwing. En dat wilde ik niet en dus fietste ik door.

(wordt vervolgd) 
lees vanaf hier deel 1
lees hier vanaf het begin van deel 2